Geen enkele criminele kwestie heeft in Vlaanderen zoveel inkt doen vloeien als de roof van het Lam Godspaneel van de gebroeders van Eyck, de Rechtvaardige Rechters, in 1934, uit de Gentse Sint Baafs.
Ik zou ze niet graag allemaal te eten geven, de bedaagde heren die als broekventjes van twaalf in het kader van een spreekbeurt de ultieme scène uit dit drama hebben opgevoerd: u weet wel, Arsène Goedertier die, op zijn sterfbed, de verlossende laatste woorden niet meer over zijn lippen kan krijgen. Evenmin zou ik ze graag allemaal samen op de koffie krijgen, de dames en heren die nauwe familieleden of verre kennissen waren van - schrappen wat niet past - de families Goedertier of De Vos, collega's van commissaris Luysterborgh en zijn assistenten of confraters van De Heem en Van Ginderachter, om nog maar te zwijgen van al de lui die in 1934 of later koster, kerkbediende, straatagent, inbreker, makelaar, orgeldraaier, grafdelver, kunstschilder of expert in u vult het zelf maar in waren.
Geen dorp in Vlaanderen of er woont wel een amateur-detective, een paragnost, een journalist of een commissaris die - meestal na jarenlang onderzoek terzake - een hypothese achter de hand houdt die het raadsel zou oplossen, ware het niet dat niets zo moeilijk op te lossen valt als een authentiek raadsel. Weinige topics hebben al zo tot de volksverbeelding gesproken én de volksmond beroerd als het mysterie dat Arsène Goedertier zou meegenomen hebben in het graf - de voetbaluitslagen of de zwangerschappen van de VTM-misses niet te na gesproken natuurlijk.
Ik moet bekennen dat ook ik mijn deel heb gehad in wat door een journalist ietwat oneerbiedig werd omschreven als de Lam Gods business. Vlaanderen is geen volk van schrijvers, omdat het ook geen volk van lezers is, maar het valt op dat over deze zaak alléén - benevens een roman van Valère Depauw en een Franstalige roman - een tiental boeken zijn verschenen voor een ruim publiek van, vreemd genoeg, vooral drie (of vier) auteurs. Gerechtsverslaggever Jos Cels was de eerste met Meneer Arseen en de Rechtvaardige Rechters uit 1963, in de loop der jaren gevolgd door een hele serie verbeterde en aangevulde herdrukken. Drie jaar later kwam het duo Mortier & Kerckhaert met hun criminologische studie, waarvan in 1968 een vervolg verscheen en recent nog, in 1994, Dossier Lam Gods de voorlopige kroon op het werk lijkt te zijn. In 1991 droeg ik mijn steentje bij tot de min of meer literaire Rechtersmythe, met wat ik maar een docudrama zal noemen: Mysteries van het Lam Gods.
Telkens heeft het verschijnen van deze boeken geleid tot een nieuwe opstoot van Rechters-gekte, wat vaak nog in de hand werd gewerkt door de televisieprogramma's die aan het thema gewijd werden. Want dat moet hier toch duidelijk gesteld worden: niet alleen voor schrijvers vormen de spoorloze Rechters nog altijd een bescheiden goudmijntje, ook de pers en de moderne massamedia hebben méér dan hun best gedaan om de hype altijd opnieuw aan te zwengelen. In de jaren dertig werd het mysterie al uitgebreid gecovered door het toen nog vrij jonge medium dat de radio was, en zorgde de verslaggeving rond de Rechters - naast de dood en de begrafenis van Albert I - voor een serie radiofonische hoogtepunten. Sinds de jaren dertig hebben de krantenjongens, en heus niet alleen in de komkommertijd, een stapel artikels bij elkaar geschreven, die als u ze op een hoop zou leggen een architectonisch meesterwerk oplevert dat niet moet onderdoen voor de toren van Pisa.
Toen de televisie eraan kwam, werden de verdwenen Rechters - wat dacht u - ook al gauw beschouwd als gevonden (nou ja) vreten. In 1968 wijdde Johan Anthierens in het weekblad De Post een reeks reportages aan het mysterie, onder de mooie titel 'Zeg ons waar de Rechters zijn'. En zoals onder meer blijkt uit dit artikel, wisten Mortier & Kerckhaert 'in hun tijd' ook al drommels goed hoe ze pers en media dienden te bespelen: 'Hebben politiecommissaris Karel Mortier en journalist Noël Kerckhaert hun mond voorbijgepraat in een televisie-uitzending? Of aasden de heren op snel en goedkoop succes? Zondag 28 april 1968 verwekte de Vlaamse TV opschudding met een uitstekende documentaire over de "kunstroof van de eeuw", zijnde de diefstal van twee panelen van het wereldberoemde veelluik Het Lam Gods, nu meer dan dertig jaar geleden. Zeggen dat het om de kunstroof van onze eeuw gaat, is geenszins overdreven. De diefstal baarde in de ganse beschaafde wereld ongemeen opzien, en verontwaardiging. Te meer omdat het belangrijkste der twee panelen, met name de Rechtvaardige Rechters, nog steeds zoek is en blijft. Alles aan deze affaire blijft geheimzinnig. Niet het minst de manier, waarop de instanties, de gerechtelijke en geestelijke overheid samen, het onderzoek naar dader en meesterwerk leidden. De geldswaarde van het verdwenen paneel is in de ware zin van het woord onschatbaar. Maar deskundigen zijn het er over eens, dat kunstcroesussen er meteen een half miljard voor neer zouden willen tellen. Aan het slot van bovengenoemde televisie-uitzending "openbaarden" de heren Kerckhaert en Mortier aan de presentator en journalist Omer Grawet, dat het paneel van de Rechtvaardige Rechters zich heel waarschijnlijk binnen de driehoek Antwerpen-Brussel-Gent bevindt. Zij opperden bovendien de boute veronderstelling, dat een lid van een belangrijke Belgische familie bij de roof betrokken geweest zou zijn. Zij maakten zich ten slotte sterk dat het paneel binnenkort kan opduiken...! Een oude koe - om niet te zeggen: een oud lam - werd op spectaculaire en stoute manier weer eens uit de gracht gehaald. Wij stellen de vraag: waarom?'
Toen Dossier Lam Gods verscheen, was het BRTN-programma Panorama er als de kippen bij om een docudrama te wijden aan het mysterie. Opnieuw hadden Mortier & Kerckhaert opzienbarende onthullingen beloofd. Vandaar dat we, op dat punt, toch een beetje op onze honger bleven zitten - voor de rest mocht het visueel zeer aantrekkelijk in beeld gebrachte docudrama er best wezen.
Naar aanleiding van mijn eigen boek, wijdde Roel Oostra voor het KRO-programma Reporter een prachtige documentaire aan Het mysterie van het Lam Gods, waaraan o.a. commissaris Mortier, Paul de Saint-Hilaire, Hilde Leynen en ikzelf meewerkten. Radio en televisie stuurden hun researchers op me af, wat o.a. culmineerde in een 'optreden' - want zo heet dat in het milieu - in het 'spraakmakende' VTM-programma Luc. Dit zorgde, nog meer dan het boek, voor een berg post en een niet aflatende stroom telefoontjes, waarvan sommige een dreigend karakter hadden en andere dan weer gewoon anoniem bleven.
Tot overmaat van ramp was ik op dat ogenblik ook al een tijdje gestart met een lezingen-toernee, waaraan nu al helemaal geen einde leek te komen, en waarmee ik vier jaar na datum nog altijd bezig blijf. Ik moet nu zowat alle parochiezaaltjes van Vlaanderen gezien hebben, van Bikschote in het westen tot Meeuwen-Gruitrode in het oosten. En tijdens het vragenuurtje na de lezingen moet ik zowat alle denkbare en ondenkbare hypotheses rond de roof van de Rechters de revue hebben horen passeren.
Soms begaf ik mij, dat geef ik graag toe, met lood in de schoenen naar de afspraak. In Wetteren - of all places! - zaten een paar honderd verre familieleden of dichte kennissen van good old Arsène Goedertier in de zaal en had ik écht wel het gevoel mij in het hol van de leeuw te hebben gewaagd. Ook in Melle heb ik nooit zoveel deskundigen op een kluitje gehad. Geen muur in Vlaanderen waar men een spijker in klopt zonder ervan te dromen dat de Rechters er wel eens achter verborgen kunnen zitten, meen ik dat commissaris Mortier ooit zei. En ja hoor, uit eigen ervaring kan ik beamen dat zijn waarneming maar al te correct is.
Mijn avonturen in de parochiezalen van Vlaanderen deden langzaam maar zeker het voornemen groeien om vroeg of laat een tweede boek te wijden aan de kwestie. Eigenlijk had ik dat al gedaan, maar dat was een jeugdroman geweest, en romannetjes tellen niet mee als het op harde criminele waarheden aankomt. Dat doet me er trouwens aan denken dat één van mijn correspondenten - uiteraard ook met een eigen theorie - het altijd over de Waarheid had, in verband met de Rechters.
Voor mij was het allemaal begonnen met een stripverhaaltje van vier pagina's in het genre Oom Wim vertelt, maar hier getiteld: Levensschetsen door de tijd heen. Ik moet het in de vroege jaren zeventig, als jongetje van twaalf, gelezen hebben in de kinderbijlage van Het Volk. Later wist alweer een andere correspondent mij er een kopie van te bezorgen. De strip was getekend door Buth en waarschijnlijk was het scenario gebaseerd op een tekst van John Flanders, mijn jeugdidool: 'Spreek! Spreek op! Waar is het paneel?' - 'Het is... Het is... Aaaaa...' - 'Helaas, het is het einde! Wat een fataliteit! Hij gaf de geest op het ogenblik dat hij mij zijn geheim zou toevertrouwen!'
Sindsdien zijn meneer Arseen en de verdwenen Rechters altijd door mijn verbeelding blijven spoken. Nu keert een schrijver vaak terug naar de spoken uit zijn kindertijd, vooral wanneer hij - zoals John Flanders - graag vertoeft in het rijk van de geesten en de geniale gentleman-gangsters. Toen ik in 1989 een documentaire serie maakte voor een keten van vrije radio's over 'Fantastisch Vlaanderen', vond ik het een goed idee om ook een aflevering over de Rechters te schrijven. Ik begon allerlei documentatie bij elkaar te zoeken, en ik was vertrokken. Al gauw zag ik dat dit schelmenverhaal bij uitstek zich zeer goed leende voor een jeugdroman. Er bestond - hoe bestaat het! - op dat ogenblik nog altijd geen jeugdroman over de Rechters.
Terwijl ik bezig was met de uitwerking van de materie, viel het me op dat een aantal elementen uit het dossier op één lijn konden gebracht worden, die echter hoegenaamd niet paste in een jeugdroman. Was het Lam Gods, dit toppunt van christelijke mystiek, in feite een ketters werk dat met de nazaten van de Tempeliers te maken had? Konden misschien daardoor de roof, het op zijn minst vreemde officiële en officieuze onderzoek van de jaren dertig en de interesse van de nazi's verklaard worden? U merkt dat ik de korte inhoud van dat boek in vragende vorm heb gesteld, zoals eigenlijk ook het héle boek werd geschreven. Ik heb Mysteries van het Lam Gods een pseudo-historische faction-thriller genoemd, waarmee ik bedoelde dat het sterke verhaal primeerde op de Waarheid.
Toen ik de laatste hand had gelegd aan de jeugdroman en ook al een heel eind was opgeschoten met mijn pseudo-historische faction-thriller, deed ik in een antiquariaatje een literaire ontdekking die mij aansluiting gaf tot het Heir der Speurders naar de Bergplaats. Daarover kunt u alles lezen in dit boek, op de pagina's over het Huis van de Gebroeders Van Eyck. Het was te mooi om te laten liggen, maar mijn geloof in die bergplaats is altijd aan twijfels onderhevig geweest, zoals ook duidelijk te lezen staat in dit boek. Het noodlot wilde evenwel dat de aandacht van de media zich véél meer op die bergplaats dan op de historische achtergronden en de symboliek van het Lam Gods toespitste, waar zes zevenden van Mysteries van het Lam Gods over handelden. Nu ja, het zij zo. Wat kon ik anders verwachten?
Hypotheses hebben de neiging na een tijdje hun eigen leven te gaan leiden. Zo deed de Voorzienigheid - of gewoon het feit dat ik net zoals John Flanders nogal wat Vlaamse Filmpjes heb geschreven - mijn wegen en die van mijn literair jeugdidool een tweede maal kruisen. In Gent nog wel, in het kader van een tiendaagse multimediale manifestatie rond zijn werk. Korte tijd later werd daar het manuscript gevonden van een anoniem toneelstuk. In een begeleidend briefje werd gesuggereerd dat het wel eens van de hand van John Flanders/Jean Ray kon zijn, die in de jaren dertig als reporter voor De Dag aan de basis had gelegen van heel wat mythes rond de verdwijning van de Rechters. Dat toneelstuk, u raadt het nooit, was getiteld Monsieur Arsène en handelde - jawel! - óver de gestolen Rechters!
Op die wijze ben ik in mijn nog tamelijk jonge leven - ik tel nu 33 lentes - twéé maal geconfronteerd geworden met een toeval dat de grenzen van het bevattingsvermogen te boven gaat: mijn literaire ontdekking in een obscuur antiquariaatje die leidde tot de Bergplaats die voor immer met mijn naam verbonden zal blijven - de natte droom van iedere speurder naar de Waarheid - en het betrokken worden bij de analyse van een toneelstuk, dat op zijn beurt alles met die Bergplaats te maken heeft. Tenzij ik natuurlijk niét het slachtoffer ben van een ongelooflijk toeval, maar van één of andere duistere machinatie... Een machinatie van wie dan... en waarom? Van een bijzonder sluwe mystificator, van een mythomaan en een fantast?
Het wemelt van dat slag volk in het dossier van de Rechters en ik mag u niet verhelen - zoals een ex-minister die de afgelopen maanden genoemd werd in een ànder schandaal het bij voorkeur uitdrukt - dat ik als schrijver in het genre én de voetsporen van John Flanders/Jean Ray ook wel enigszins aan dat psychologisch profiel beantwoord. Maar goed, u vindt daarover alle mogelijke informatie elders in dit boek en ik ben van mening dat u oud en wijs genoeg bent, waarde lezer(es), om daar zélf een oordeel over te vellen.
Dat wat mijn verhaal betreft. Ik dacht dat het waard was om verteld te worden en ik vond ook dat mijn ervaringen in de parochiezalen van Vlaanderen het waard waren om verteld te worden. Terwijl ik deze regels schrijf, zijn volop de voorbereidingen aan de gang voor een grote tentoonstelling over een schilderij dat er al zestig jaar niet meer is (hoewel zelfs dàt voor sommigen aan enige twijfel onderhevig is) en voor een nieuwe grootscheepse zoektocht in de Sint Baafs, onder leiding van een ouwe rot in het vak, commissaris Karel Mortier. De jongste tijd wordt het thema dat ons hier bezig houdt in de kranten omschreven als 'het Vlaamse monster van Loch Ness', en als u iéts hebt opgestoken uit deze inleiding, dan moet het wel zijn dat de Rechters in de loop der jaren zijn uitgegroeid tot een gezonde Vlaamse mythe. Dàt heb ik geleerd uit de reacties op mijn twee boeken en uit mijn ervaringen in de parochiezalen van Vlaanderen. Een mythe die, tussen haakjes, veel stéviger is dan die andere langlopende sage - over het ongeval van Albert I, dat eigenlijk geen ongeval was - en blijkbaar ook veel krachtiger tot de verbeelding spreekt dan veel en véél erger criminele dossiers, zoals bijvoorbeeld de moordaanslagen door de Bende van Nijvel. Hoe komt dat? Als dit boek ergens een antwoord op geven wil, dan is het wel op die vraag.
De zaak van de verdwenen Rechters heeft diverse archetypische trekjes, en ieder verhaal dat aanspraak wil maken op de status van de mythe, dient over deze sterk symbolisch geladen facetten te beschikken. Er is de stoutmoedige diefstal van een wereldberoemd en onschatbaar kunstwerk; er is het geklungel van de autoriteiten; er is de geniale gentleman-gangster; er is de biecht van een stervende die er niet meer in slaagt zijn geheim mee te delen en het bijgevolg meeneemt in het graf; er is de jarenlang volgehouden reeks onthullingen over deze feiten; er is het politieke gekonkel achter de schermen en er is de naam van een vooraanstaande familie die beschermd lijkt te worden.
Er zijn de professionele onderzoekers en de amateur-detectives die weer voor nieuwe revelaties zorgen en er is het grote publiek, dat via de media wordt opgeroepen om deel te nemen aan de speurtocht, en aan de speurtocht deelneemt, en voor altijd andere, soms zelfs frisse invalshoeken zorgt. Er is het grote publiek dat zelfs uitgedaagd wordt deel te nemen aan de speurtocht, er is een beloning van een half miljoen frank die wordt uitgeloofd en er is nog zoveel meer...
Er is, bovenal, het feit dat ieder van ons zich in het diepst van zijn gedachten een Speurder mag en kàn wanen, want op dit ogenblik beschikken wij met ons allen over ongeveer even veel feiten als bijvoorbeeld commissaris Mortier, dank zij zijn criminologische studies over het onderwerp.
Dit boek wil zich bezig houden met de mensen die de mythe vorm hebben gegeven. Wat maakt dat een misdaad uitgroeit tot een mythe en wie werkt daar aan mee, op welke manier? In de eerste plaats zijn er uiteraard de historische hoofdrolspelers: zij worden belicht in een hoofdstuk dat 'de feiten' behandelt. Wie waren zij, wat dachten zij, hoe handelden zij? Er zijn de speurders van het eerste ogenblik: Antoon Luysterborgh die belast werd met het gerechtelijk onderzoek; Van Ginderachter en De Vos die op eigen houtje een officieuze enquête startten. Ik heb dit 'de eerste fase' van het onderzoek genoemd: het vond plaats in die chaotische jaren dertig. Crisisjaren, jazeker.
De tweede fase van het onderzoek is die van de jaren veertig, van de oorlogsjaren, met Oberleutnant Koehn die de eerste fase nog eens overdoet, maar dan heel wat grondiger dan zijn voorgangers. In de marge van deze enquête zien we hoe zich voor de tweede keer een officieus onderzoek afspeelt: dat van Max Winders, die een apart hoofdstukje heeft gekregen.
De derde fase is die van de jaren zestig: gerechtsverslaggever Jos Cels steekt het vuur aan de lont en bezorgt de toekomstige amateur-detectives het basismateriaal voor hùn speurtochten; commissaris Karel Mortier en journalist Noël Kerckhaert hebben de eerste fase nog eens overgedaan, zijn op het spoor gekomen van de tweede fase - het onderzoek van Koehn dreigde in het vergeetboek terecht te komen -, hebben die tweede fase ook nog eens overgedaan en startten met een eigen onderzoek, dat in 1994 culmineerde in het standaardwerk Dossier Lam Gods. Geen mythen daar, maar harde feiten. Een criminologische studie.
Het tweede deel van dit boek behandelt een curieus 'parallel onderzoek'. Grotendeels los van de bevindingen van Jos Cels en Mortier & Kerckhaert, was William Luck in dezelfde periode zeer actief als een twintigste eeuwse Sherlock Holmes. Hij volgde 'het Dendermondse spoor'. Omdat hij voor een groot stuk onafhankelijk opereerde, was zijn onderzoek een unicum en zeker ook wat meer aandacht waard dan het tot dusver heeft gehad.
In het derde deel kunt u mijn eigen avonturen én die van John Flanders op de voet volgen, maar daarover hebben we het al gehad. En in het vierde deel komen enkele hoogtepunten uit de polemiek rond de Rechtvaardige Rechters aan bod, samen met enkele speurders en/of fantasten van wie de hypotheses het verdienen voor het nageslacht vastgelegd te worden, soms alleen al omdat zij de mythe nieuw leven hebben ingeblazen door hun kleurrijke karakter en de stoutmoedigheid van hun optreden. Allen speelden zij een mooie rol in het tot stand komen van de mythe; allen kregen zij hun deel in de media, en dus ook in dit boek.
Ik ben ervan overtuigd dat velen onder u de wenkbrauwen zullen fronsen omdat hùn naam niet voorkomt op deze pagina's, maar dit is nu eenmaal geen encyclopedie. Ik heb mij gedwongen gezien een keuze te maken en heb mij daarbij laten leiden door geheel persoonlijke voorkeuren.
Maar wie weet, maken we het bij een volgende druk wel weer goed...
Erembodegem, 5 augustus 1995.
Dit was de inleiding van mijn boek De Mythe van de Rechtvaardige Rechters dat verscheen in 1995 - waarna de uitgeverij prompt in faling ging en het nog slechts bij De Slegte verkrijgbaar was. Sindsdien is er veel water door de zee gevloeid en zijn verscheidene nieuwe boeken over het Vlaamse Monster van Loch Ness verschenen. Geregeld wordt mij nog de vraag gesteld of ik soms geen exemplaar van De Mythe... meer op overschot heb. Tot dusver moest ik die vraag altijd ontkennend beantwoorden. Vanaf nu kan ik de geïnteresseerde Lam Godsfanaat dus verwijzen naar deze pagina's.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten