31.12.19
28.12.19
Bij het afscheid van Freek Neirynck
Dag Freek,
Toen Luk me vertelde dat je me graag wilde horen
spreken over je literair werk, kwam als vanzelf een metafoor boven drijven: die
van een ijsberg, en dat het werk van een kunstenaar zich voor het grootste deel
onder de oppervlakte situeert. En hoezeer dit ook van toepassing is op
een toch wel zeer zichtbare schrijver zoals jij, met een respectabel oeuvre
zoals het jouwe. En dat ik het voorrecht heb genoten deel uit te maken van het
topje van jouw ijsberg, maar bij tijden even goed heel erg aanwezig was in dat
deel dat nooit in de openbaarheid is gekomen.
Die ‘bij tijden’ moeten we vooral situeren in de jaren
negentig. Dat waren nog eens tijden! Mijn vriend en collega Guy Didelez en
ikzelf hadden toen net elk ons ‘boek van de doorbraak’ geschreven: voor Guy was
dat de jeugdroman Raspoetin, voor mij de thriller in essayvorm Mysteries
van het Lam Gods. Guy had met jou – als scenarist – samengewerkt voor het
populaire radiofeuilleton Het Koekoeksnest. Jij was toen al een
gevestigde waarde: je had met o.a. Taptoe een hele carrière in het
theater achter de rug, je had net de biografische jeugdroman The Kid geschreven
– over Charlie Chaplin – en je had meegewerkt aan de TV-reeks Alfa, Papa,
Tango. Zo kort nadat VTM zichzelf had opgericht, was er een grote
nood aan Vlaamse fictie, op alle fronten. Die werd naar buitenlandse
voorbeelden, zeker voor langlopende reeksen, vaak geschreven in collectieven. Maar
zelfs binnen het collectief dat werkte aan Het Koekoeksnest, had jij nog
voor een duoformule gekozen. Een ervaren rot die alle truken van de dramatische
foor al lang onder de knie had, koos voor een samenwerking met een schrijver
die nog alles te bewijzen had.
In een literair portret, met woorden geschilderd, moet
dit een wezenlijke penseeltrek zijn, zeg maar een forse veeg. Jij huldigde het
principe, zo mooi bezongen door Wannes Van de Velde: ‘Ne zanger is een groep.’
– Een schrijver mocht dat, voor jou, duidelijk ook zijn. De collectiviteit was
niet alleen een glanzend rood principe, het was voor jou ook een manier van
artistiek functioneren. Niet eenzaam schrijvend op een zolderkamer, maar als
wezenlijk deel van een groter geheel, waarin het individu zijn individualiteit
evenwel niet opgeeft. Integendeel, zelfs. De som kan alleen groter worden dan
de afzonderlijke delen, als zij erin slaagt die delen op hun hoogstpersoonlijke
en unieke manier individueel te laten schitteren. Eén voor allen, allen voor
één.
De samenwerking was jullie allebei zo goed meegevallen,
dat jullie die wilden verder zetten – maar omdat een duo slechts een duo is, geen
echt collectief, wilden jullie er nog een derde lid bij, en dat werd ik.
Doorgaans wordt een collectief van bovenaf gevormd en
heb je als scenarist geen inspraak over de personen met wie je wel of niet zult
samenwerken. Soms wil de mayonaise in die omstandigheden al pakken, en
maak je er gewoon het beste van. Maar stel je zelf een collectief samen, omdat
je reeds hebt mogen ervaren dat er een unieke chemie, een vanzelfsprekende
synergie in de lucht hangt, en dat het niet alleen professioneel, maar ook
persoonlijk klikt, dan stijgt de kans op lekkere mayonaise exponentieel.
Zo hielden we ergens in het jaar 1992, in het huis aan
de Bomastraat, het collectief PLOTS boven de doopvont, waarin we tien jaar lang
bijzonder lekkere mayonaise maakten. Ik kijk nog steeds met vertedering en weemoed
terug naar die ontelbare voor- en namiddagen aan je keukentafel, Freek. Meestal
lieten we onze gezamenlijke breinen daar stormen – jij had een zeer stormachtig brein –, terwijl
ik een verslag van die turbulentie op papier probeerde te zetten. Moesten we om een
of andere reden direct aan de PC werken, dan verhuisden we naar het souterrain,
naar je werkkamer en bibliotheek.
Jij woonde centraal tussen Erembodegem en Merksem in; dat de Bomastraat ons
hoofdkwartier zou worden, lag om die en andere redenen al bij voorbaat vast. De
werkzaamheden werden doorgaans aangevat om 10 uur, ’s middags trokken we naar
de Lieve voor de lunch, en zo omstreeks 16 uur zat onze werkdag erop.
Aan die keukentafel werd het zeer zichtbare Taptoe
stuk Beerenbodegem geschreven, gecreëerd in 1997. Of, twee jaar eerder, Monsieur
Arsène. Konden we het voor elkaar krijgen de pers te doen geloven dat we
een nooit afgewerkt toneelstuk van John Flanders/Jean Ray hadden gevonden op de
bibliotheekzolder van het Willemsfonds, in het Lakenmetershuis? En dat hierin
de bergplaats van de Rechtvaardige Rechters werd geopenbaard? Het antwoord was
twee keer ja. We schreven het stuk, schoven het in de schoenen van John
Flanders/Jean Ray en haalden er, via het persagentschap Belga, zowat de hele
nationale pers mee. In het kader van dit stuk leerde ik van Gentenaar Flanders
het woord ‘lollekensheer’; jij was onmiskenbaar ook een literaire lollekensheer.
Hoewel, denkend aan Beerenbodegem én aan je robuuste postuur, het ook een ‘lollekensbeer’ mocht
zijn.
Minder zichtbaar waren de twee filmscenario’s die we
schreven: Raspoetin, gebaseerd op
het jeugdboek van Guy, en De Schat van Orval, naar de eerste jeugdroman
die Guy en ik samen schreven. Voor beide projecten kregen we een
schrijfsubsidie, maar voor een filmscenario stonden er ook toen al tussen droom
en daad vooral praktische bezwaren in de weg. Uiteindelijk slaagden we er niet
in een producent te vinden. Maar we deden wel tonnen ervaring op als scenarist
– alleen al omdat we als elkaars klankbord konden fungeren.
Ik leerde je in die context kennen als iemand die voor
de buitenwereld zeer zelfverzekerd kon overkomen, maar onder de STOLP van ons
collectief PLOTS – ja, die naam en zijn omkering had je ook bedacht – een
klein, bang hartje durfde laten zien. Met ons collectief schreven we ook een
piloot voor een komische tv-serie, Geel Oost, rond een wegrestaurant. Het
was gebaseerd op een idee van jou, we werkten op eigen risico en kregen het
uiteindelijk ook niet in productie. Maar ja, wie niet waagt, niet wint.
Het klikte zo goed dat jij en ik ook al eens als duo
aan het werk gingen, Freek. Ergens in die jaren 90 schreven we Drummer
gezocht, dat werd gepubliceerd in de reeks Historische Verhalen voor de
jeugd, van De Sikkel. Een verhaal uit de late jaren 50, toen de Beatles nog
geen Beatles waren, en zelfs nog geen drummer hadden. Een en ander was
gebaseerd op een biografisch boek over de Beatles waaraan jij werkte, en dat in
2013 zou verschijnen als All you need is lef. Ja, zo lang doet een boek
er al eens over. En zoals The Kid tegelijk over het leven van
Chaplin en over jouw eigen leven ging – je toenmalige vriendin had een zoontje
in Zuid-Amerika, voor wie je als voogd functioneerde en dat je naar België liet
overkomen – ging All you need is lef ook over je vriendschap en samenwerking met
Luk. ‘Eigenlijk zijn wij een beetje de Paul McCartney en de John Lennon van
Gent,’ zei je daarover. ‘Met dat verschil dat we geen noot kunnen zingen.’ – Het
citaat typeert je ten voeten uit.
We hadden nogal wat gemeen, Freek: jij als volledig
geassimileerde Gentenaar, ik als een gemankeerde uit Aalst, deelden we een wat
aparte, soms bijtende, satirische vorm van redelijk anarchistische humor. Er
was onze fascinatie voor Gentenaar Jean Ray – De hand van Jean Ray was
van jouw hand – maar we hadden ook allebei iets met mijn dorpsgenoot Louis Paul
Boon, van wie jij de prijs had gewonnen. Jij had hem nog meegemaakt als stukjesschrijver
in de Vooruit en schreef daar later enkele stukjes over – want ja, cursiefjes
schreef je ook, als Straatloper. En daar kwam dan weer het stuk Louis Paul
Boon Ontmaskerd? van… met vraagteken én dt. In 2012 zouden we een laatste keer samenwerken,
rond de honderdste verjaardag van Boon, met de Bende van de Boonaparten, toen ik
met dank aan de Aalsterse dorpspolitiek, literair asiel moest aanvragen in Gent
en wij een nieuwe versie van ons stuk ten tonele brachten, tijdens de Gentse
Feesten, in de Parnassus.
Daar heb jij nu je vaste stek gevonden, Freek, in de Parnassus – jij Roste
Wasser, lollekensbeer, harlekijn met al je touwtjes los, Amaat Heur, tekstfoernisseur
van Pierke Pierlala, perfesser Gents en wat nog al meer. Volgens mij ben je
daar ondertussen alweer druk in de weer in een of ander nieuw opgericht
collectief.
Schrijft ze, maat!
7.12.19
In de bibliotheek van het Kasteel van Verdoemenis
Anna van Ro brengt een verslag uit over vreemde, angstwekkende gebeurtenissen in de bibliotheek van het Kasteel van Verdoemenis, Aalst. Ze doet dat in een paar blackout poetry stukken (stiftgedichten) en ik zette ze met veel genoegen in een clip. Met een soundscape van mijn broer Fernand (http://www.naami.be).
Het Kasteel van Verdoemenis (Park Terlinden, Aalst) zou zijn naam te danken hebben aan een beruchte ketter die er ooit woonde, aan het nabijgelegen Galgenveld of de leprozerij die zich daar bevond… en/of aan de moord die hier gepleegd werd. De laatste eigenaar zou immers zijn vrouw vermoord hebben door haar met een grote nagel door haar voorhoofd vast te spijkeren aan de deur. Haar lichaam werd in de tuin begraven, maar jaren later groef hij haar ontvleesde schedel op en zette die op tafel, zodat hij ‘m dagelijks kon bekijken. Na zijn dood werd het landgoed te koop gesteld, maar er daagden geen kopers op. Het Kasteel Terlinden raakte in verval, het spookte in de ruïnes…
Patrick Bernauw en zijn schrijversklas van de Academie voor Podiumkunsten te Aalst organiseren nu een literair-wetenschappelijk paranormaal experiment. Zoals de spiritisten destijds in contact traden met de geestenwereld door o.a. het automatisch schrift in de praktijk te brengen, proberen zijn cursisten gene zijde te bereiken door de technieken van de “blackout poetry” (stiftgedichten) toe te passen. Op die manier hopen zij de geheimen van het Kasteel van Verdoemenis te ontsluieren. Een en ander zal gebeuren in het kader van een heuse seance… aan de Tafel van Elise!
Waar? De Tafel van Elise, Erembodegem-Dorp 39, 9320 Erembodegem
Wanneer? Zaterdag 1 februari, 19.30 uur. Toegang: 5 euro.
Reserveren? Noodzakelijk, want de plaatsen zijn ten zeerste beperkt: info@detafelvanelise.be of 053 216266
Patrick Bernauw en zijn schrijversklas van de Academie voor Podiumkunsten te Aalst organiseren nu een literair-wetenschappelijk paranormaal experiment. Zoals de spiritisten destijds in contact traden met de geestenwereld door o.a. het automatisch schrift in de praktijk te brengen, proberen zijn cursisten gene zijde te bereiken door de technieken van de “blackout poetry” (stiftgedichten) toe te passen. Op die manier hopen zij de geheimen van het Kasteel van Verdoemenis te ontsluieren. Een en ander zal gebeuren in het kader van een heuse seance… aan de Tafel van Elise!
Waar? De Tafel van Elise, Erembodegem-Dorp 39, 9320 Erembodegem
Wanneer? Zaterdag 1 februari, 19.30 uur. Toegang: 5 euro.
Reserveren? Noodzakelijk, want de plaatsen zijn ten zeerste beperkt: info@detafelvanelise.be of 053 216266
Abonneren op:
Posts (Atom)