28.6.14
Vertelling "De Moord op Albert I" op de Gentse Feesten
De reservaties voor de lezing op 21 juli lopen al vlotjes binnen, en de plaatsen zijn beperkt. Zorg dat u erbij bent:
In 1949 verklaarde Leonie Van den Dijck uit Onkerzele, een dorpje bij Geraardsbergen, dat haar lichaam na haar dood niet tot ontbinding zou overgaan. Eerder had de zieneres van Onkerzele al verschijningen van de Maagd Maria gehad, waren er om haar heen UFO-fenomenen opgetreden, en had ze onder andere voorspeld dat koning Albert vermoord zou worden.
De officiële versie van de feiten met betrekking tot de dood van de Ridder-Koning, in februari 1934, in Marche-les-Dames, werd al van in het begin betwist. Een ongeval kan het onmogelijk geweest zijn. Werd Albert I dan het slachtoffer van een passioneel drama? Of van een politiek complot? Het spoor dat schrijver Patrick Bernauw volgde in zijn meest recente boek over de kwestie leidt naar de Rex-beweging van Léon Degrelle... Verwacht u niet aan een saaie lezing, maar eerder aan een passioneel vertelde historische thriller!
Deze vertelling maakt deel uit van het Festival "Duivelskunstenaars" van de Theater- en Filmschool Stijn Brouns, Sleepstraat 210 D, Gent. Wees erbij, op maandag 21 juli, om 18 uur! Toegang: 7,50 euro. Uitsluitend op reservatie, via het Uitbureau.
Deze vertelling wordt ondersteund door het Vlaams Fonds voor de Letteren.
21.6.14
Everstory Books: POD -en Ebook Uitgeverij
www.everstorybooks.com |
Beste auteur,
Uitgeverijen hebben steeds minder geld om te investeren in de promotie
van auteurs, waardoor het zoeken naar alternatieven voor wat de reguliere
uitgeverijen te bieden hebben een noodzaak is geworden.
Het goede nieuws is dat Printing
On Demand (POD) alles in zich heeft om het oude uitgeefmodel aan te vullen
of op termijn zelfs te overstijgen. Dankzij de digitale boekdrukkunst van de 21ste
eeuw zijn geen grote oplages meer vereist, en bijgevolg ook geen grote
stockvoorraden die opgeruimd moeten worden na een carrière van maximum een jaar
in de traditionele boekhandel. POD-boeken vragen geen grote investeringen in
papier of stockageruimte, plegen geen roofbouw op het milieu en kunnen in
principe “voor eeuwig” beschikbaar blijven in de online boekhandel.
Ebooks nemen bij ons vooralsnog niet de hoge vlucht die ze in allerlei
buitenlanden kennen, maar zijn anderzijds niet meer weg te denken uit het
landschap en bieden interessante mogelijkheden voor de promotie van het
boek-in-druk (o.a. door een pakweg 20% preview of gratis download).
Vzw de Scriptomanen (www.scriptomanen.org) is reeds enkele jaren actief als “niche-uitgever” van fotoboekjes bij
de stadsspelen in de reeks Mysterieus België. Het artistiek
collectief wil zich nu ook volop profileren als “digitaal uitgever” van POD en
ebooks, in samenwerking met het gloednieuwe productiehuis Everstory (www.everstory.be) en via het gemeenschappelijke label Everstory Books (www.everstorybooks.com). Met onder-getekende als uitgever zal dit samenwerkingsverband de
“backlist” publiceren van gevestigde schrijvers, maar ook nieuw werk op de
markt brengen.
De voorwaarden zijn even helder als eenvoudig: uw boek komt in
aanmerking om bij ons gepubliceerd te worden als u er de rechten op bezit (“backlist”) en als het voldoende
kwaliteiten bezit op het gebied van inhoud, vorm en stijl. Kunt u een
volledig persklaar Word document voorleggen van een werk dat volledig op punt
staat, dan wordt de netto winst netjes in twee gesplit, tussen auteur en
uitgever. Dient er nog een redacteur aan te pas te komen (of een specifieke
vormgeving), dan gaan wij na in hoever de kosten gerecupereerd kunnen worden
uit de te verwachten netto winst.
Afgelopen jaar verschenen in deze formule al oudere boeken van mezelf, Guy Didelez en Mieke Vanpol, ebooks van de nieuwe uitgeverij Partizaan (met o.a. Stefaan Van Laere) en werk van een
aantal debutanten. In juli verschijnt de eerste dichtbundel van Ellen Lanckman,
in een vormgeving van Jeroen Bernaer: Over deugd & andere mankementen. De
bundel wordt voorgesteld op de Gentse Feesten: zie www.gentsefeesten.blogspot.be. Voor het najaar staat een nu al spraakmakend non-fictie werk op stapel
van Chris Noppe: De Openbaring
van Arsène Goedertier - www.openbaringarseengoedertier.info. (Er blijkt wel degelijk een verband te bestaan tussen de roof van de
Rechtvaardige Rechters en de dood van Albert I!) Nog in het najaar publiceren we
een nieuwe dichtbundel van Jenny Dejager
en het romandebuut van plastisch kunstenaar Peter Lievens.
Onze titels worden verspreid via alle online boekhandels, zoals Kobo,
iBookstore, Standaard Boekhandel, Libris, Cosmox, Azur, enz... We hebben een
eigen Bol.com webwinkel, maar onze boeken bezitten ook een ISBN-nummer, zodat
ze besteld kunnen worden bij iedere (betere) plaatselijke boekhandel. We proberen ons werk te ondersteunen door het
opzetten van websites, via de sociale media, en door het organiseren van
literaire evenementen in samenwerking met de Stijn Brouns Theater –en
Filmschool (en de daarbij horende theaterzaal in hartje Gent). Voor scholen of
allerlei organisaties drukken wij speciale edities in kleine oplages. Misschien
zit er dus ook voor u muziek in ons verhaal? Een mailtje is zo verstuurd, een
telefoontje zo gepleegd…
Vriendelijke groeten,
Patrick Bernauw, uitgever POD & Ebook Everstory/de Scriptomanen
telfax
053/783010
10.6.14
De Mythe van Mons - essay over de Engelen van Mons
Een jaar of vijftien geleden schreef ik een lang essay over 'de Engelen van Bergen (Mons)', dat uiteindelijk zou resulteren in de boeken De Engel van Mons en het recente Het Geslacht van de Engel.
De Mythe van Mons
Het
was het einde van een tijdperk. De wereld wankelde op zijn grondvesten. Een
hele generatie met al haar tradities en haar dromen zou in deze tragedie ten
onder gaan. Het was alsof de angst en het lijden van die miljoenen doden hun schaduw
vooruitwierpen. Wie er ook uit dit conflict als overwinnaar tevoorschijn zou
komen, het leven zoals wij het kenden, het leven waar wij van hielden, zou
voorgoed vernield zijn. Als de menselijke geest ooit in staat is de
natuurwetten van materie, tijd en ruimte te doorbreken in een visioen, een
voorspelling of een wonder, dan is het ongetwijfeld op zo’n scharnierpunt van
de geschiedenis, als de deur naar een voorbij tijdperk onherroepelijk
dichtzwaait en miljoenen menselijke zielen verenigd zijn indezelfde diepe
emoties van angst, ontzetting en hoop. De hoop dat er een wonder gebeurt
waardoor heel de machinerie van de oorlog plots tot stilstand komt vóór heel
hun wereld erin wordt meegesleept en vermorzeld. Een hoop die irrationeel en
verschrikkelijk is, maar waaraan mensen zich vastklampen als bezetenen. Hoe dan
ook, bij Bergen zagen duizenden Britse soldaten die zich uitgeput en ontredderd
terugtrokken een teken aan de hemel.
Marc Joris, in De Engelen van Bergen en andere verhalen
Het verhaal van The Angel(s) of Mons is één van de grootste en meest duurzame
legenden van de Grote Oorlog en ze heeft mij altijd gefascineerd. Ze verenigt
een aantal thema’s die mij eveneens al jarenlang fascineren: de Grote
Oorlog, de invloed die mythen en
folklore (of wat wij nu ‘urban legends’ zouden noemen) en paranormale fenomenen
ook uitoefenen op mensen en naties die zwaar onder stress staan, het verweven
van feiten en fictie in het werk van auteurs als Arthur Machen die erin slagen
‘het ongeloof op te schorten’ en de manier waarop zij het publiek doen geloven
in hun fantastische verzinsels.
Ik ken het verhaal van de Engelen van
Bergen al sinds ik, lang geleden, de bijbel van het magisch-realisme en de
fantastiek verslond die Hubert Lampo samenstelde en de titel De Zwanen van Stonehenge meegaf. Lampo
wijdt in dat boek een heel hoofdstuk aan Arthur Machen en een paar alinea’s aan
de Engelen van Bergen. Al die jaren heb ik ijverig alle mogelijke informatie
over dat onderwerp verzameld en ik denk dat de tijd nu rijp is om de ideeën
daaromtrent – zowel die van mij als die van anderen – eens op een rijtje te
zetten.
Dat de legende van de Engelen zo sterk tot
de verbeelding sprak van mensen die de Grote Oorlog aan den lijve hadden
meegemaakt, kan merkwaardig genoemd worden, maar is alleszins begrijpelijk. Dat
de legende nog steeds zo sterk tot de verbeelding spreekt van mensen die de
Grote Oorlog uitsluitend uit de tweede hand kennen, is alleen begrijpelijk als
men erkent dat in de legende van de Engelen een oerbeeld tot uitdrukking wordt
gebracht, een archetype dat niet aan plaats en tijd gebonden is en waardoor
ieder mens onweerstaanbaar wordt aangetrokken.
Neem nu de Dachau Children, een zeer experimentele en zeer electronische
muziekgroep, gevormd in 1989 door ene Stephen Y. Je kunt hun muziek downloaden
van het world wide web. Eén van hun instrumentale songs heet Bowmen of Mons.
De naar mijn gevoel wat al te rechtse
auteur Marc Joris publiceerde in 1986 een verhalenbundel bij het
Vormingsinstituut Wiens Moens. In het erg mooie titelverhaal De Engelen van Bergen geeft hij een
beschrijving van een engel, die zo uit één van de talloze
‘ooggetuigenverklaringen’ geplukt zou kunnen zijn:
Toen
zag ik de engel. Een brede waaier heel intens licht straalde door een bres in
de grauwe, aardedonkere wolken, een uitwaaierende stroom van helder, zuiver
licht met een eigen essentie, een waterval van kristallijn ijl zilver uit de
hemel. Hij was in het wit. Hij had lange blonde haren en hij was heel groot. Ik
weet niet of het een man was of een vrouw. Hij had geen vleugels zoals op die
oude pranten in de kinderbijbels. Ik denk dat hij zweefde. Het licht van de zon
was verblindend en mijn ogen traanden. Een heftige, koude rukwind blies over
mij heen en drukte het gras plat, alsof er ergens een poort naar een koeler
land wijd openzwaaide. Ik zag de engel. Hij keek mij aan. En ik sloeg mijn ogen
neer. Ik kon zijn blik niet weerstaan. Vlak voor mij stond een soldaat in het
veld. Zijn bajonet glinsterde als een zilveren fakkel in het zonlicht en leek
veel groter dan ze echt kon zijn. Hij stond rechtop, roerloos, starend. Ik zag
zijn verbijstering, zijn bewondering, de weerschijn van een buitenaardse
schoonheid die zijn gloeiende, bezwete gezicht verheerlijkte, terwijl hij daar
met wijdopen mond de engel aangaapte. Daarom weet ik zo zeker dat ik niet
hallucineerde: ik zag ieder details van zijn bepakking, zijn doorzwete uniform,
zijn slordige beenwindsels, zijn stoffige, afgetrapte schoenen met één
losbungelende veter. Ik zag hem wijzen, aarzelend, ongelovig. Toen hoorde ik
het wervelende fluiten van op ons af suizende obussen.
In zijn boek Angels A to Z uit 1996 haalt Matthew Bunson een versie van de
legende aan, afkomstig van Duitse krijgsgevangen, waarin een spookleger
beschreven wordt, gewapend met boog en pijl, en aangevoerd door een reusachtige
figuur op een schitterend wit paard die de Britse troepen aanspoort tijdens een
aanval op Duitse stellingen. In een ander verhaal is sprake van drie
engelachtige wezens die door Britse soldaten worden waargenomen; ze zweven
boven de Duitse linies en zijn ‘een bron van diepe inspiratie’ voor de Britten.
Bunson haalt ook verklaringen van soldaten aan die beweerden de Aartsengel
Michael gezien te hebben, de Heilige Maagd Maria en zelfs Jeanne d’Arc.
In The
World War I Sourcebook (1983) geeft Philip Haythornthwaite een sprekend
voorbeeld van de impact van de ‘mythe van Mons’. Een bediende van zijn
grootvader, een veteraan van Bergen, was ervan overtuigd dat hij op het
slagveld een engel moest hebben ontmoet. Voordien was hij namelijk een zware
drinker geweest, daarna werd hij geheelonthouder.
Maar niet alleen voormalige dronkelappen
lijken het idee genegen te zijn dat hemelse machten de soldaten van het Britse
expeditieleger hebben bijgestaan tijdens hun aftocht uit Bergen. Ook
vooraanstaande Britse historici durven al eens een langs te breken voor de
Engelen van Bergen. Zo bijvoorbeeld A.J.P. Taylor in zijn standaardwerk The First World War (gepubliceerd in
1963!): ‘De Slag bij Bergen stelde, in het licht van wat nog volgen zou, niet
zoveel voor. Het ging er niet heviger aan toe dan bij sommige gevechten in de
Boerenoorlog. Maar het was de eerste Britse veldslag en het was ook de enige
waarbij, min of meer betrouwbaar, een bovennatuurlijke interventie werd waargenomen
aan Britse zijde. Inderdaad, de “Engelen van Bergen” vormden de enige erkenning
van deze oorlog door de Hogere Machten.’
Meestal worden oorlogsverhalen over engelen
beschreven en verteld vanuit Brits standpunt, en dan gaat het in zowat drie
vierden van de gevallen om de Engelen van Bergen. Maar net zoals beide strijdende partijen
beweerden dat God met hen was, zijn er talloze getuigenissen over reddende
engelen te sprokkelen aan beide kanten van de linies. Fernand Van Langenhove,
wetenschappelijk medewerker van het sociologisch instituut Solvay te Brussel,
publiceerde – wellicht in de jaren twintig – een bijzonder interessant werk
over de mythe van de ‘franc-tireurs’ (vrijschutters) en de gruweldaden die
begaan werden door Belgische burgers op Duitse soldaten. Hij opent zijn boek Hoe een cyclus van legenden ontstaat met
een toepasselijk Duits spreekwoord: ‘Komt de oorlog in het land, dan krioelen
de leugens als zand.’ – en vervolgt:
De
huidige oorlog heeft deze volksbeschouwing niet weerlegd. Hij veroorzaakte
inderdaad het ontstaan van een aantal legendarische verhalen.
Deze
zijn van zeer verscheiden aard. Zekere onder hen dragen de kenteekenen van het
wonderbaarlijke en maken melding van bovennatuurlijke tusschenkomst. Tot deze
legendarische soort behoort b.v. de volgende geschiedenis, verhaald door den
protestantschen kerkvoogd Von Römer te Stuttgart, die zelf den tekst ervan
ontleent, naast ontelbare getuigenissen, aan een brief van een soldaat.
‘Wij
kwamen,’ aldus schrijft deze soldaat, ‘in den nacht op een vooruitgeschoven
post. Dreigend omhulde ons het nachtelijk donker. Daar wij maar met weinigen
waren, gevoelden wij ons ietwat beangst; op hulp van menschen zou hier bij een
overval niet kunnen worden gerekend. Toen besloten wij gemeenschappelijk de
knieën te buigen en de hulp van den Almachtigen God af te smeeken. En
plotseling aanschouwden wij een gestalte met een vlammend zwaard in de hand;
deze gestalte bleef voor ons staan. Toen in de morgenschemering de gestalte
verdween, ontdekten wij, dat wij nog slechts enkele meters van den vijand
verwijderd waren en derhalve op wonderbaarlijke wijze gered waren geworden.’
Een engel of engelen zijn dus duidelijk
niet alleen in Bergen opgedoken en ze zijn ook geen exclusief Britse
aangelegenheid. Maar de Engelen van Bergen zijn wel uitgegroeid tot
beroemdheden die vandaag de dag nog lang niet zijn vergeten – daarvan getuigen
onder meer de talloze artikels over dit onderwerp die op het Internet te vinden
zijn – en als we het heel specifiek over de Engelen van Bergen hebben, zijn het
ongetwijfeld ook de Britten die de toon aangeven.
Generaal John Charteris behoorde tot de
generale staf van het Britse expeditieleger in Bergen. Zijn brieven aan het
thuisfront werden in 1931 gepubliceerd,
in hun originele vorm. Een passage uit een brief van 5 september 1914 luidt als
volgt: ‘En dan is daar nog het verhaal
van de Engelen van Bergen, dat nogal wat ophef maakt in het tweede legerkorps.
Het vertelt hoe een engel van de Heer op het traditionele witte paard en geheel
gekleed in het wit, met een vlammend zwaard, de oprukkende Duitsers bij Bergen
in het gezicht keek en hen verbood nog verder door te stoten. De zenuwen van de
mannen en hun verbeelding halen vreemde grappen uit in deze spannende tijden.
Hoe dan ook, de engel van Bergen interesseert me. Ik slaag er maar niet in uit
te vissen hoe deze legende ontstaan is.’
In zijn schitterende studie over mythen en
legenden in oorlogstijd, The Smoke and
the Fire – Myths and Anti-Myths of War, 1861-1945 vermeldt de historicus John
Terraine dat soldaat Frank Richards over engelen schreef in de context van de
aftocht naar Le Cateau, omstreeks 26 en 27 augustus. Indien er werkelijk iets
speciaals te zien moet zijn geweest in de buurt van Bergen, dan zal dat
waarschijnlijk gebeurd zijn in die periode. De getuigenissen van Charteris en
Richards lijken er ook op te wijzen dat er reeds van de Engelen van Bergen
strake was voordat Machen zijn beroemde verhaal The Bowmen publiceerde.
Tegen Kerstmis 1915 was het gerucht reeds
gemeengoed geworden onder Britse soldaten en op het thuisfront: de succesvolle
aftocht uit Bergen was niet te danken aan de dapperheid van de soldaten die
daar hadden gestreden, maar aan een bovennatuurlijke kracht. Saint George – bij
ons bekend als Sint Joris -, de schutsengel van Engeland, had een horde engelen
en geesten van krijgers uit het verleden aangevoerd om de terugtrekkende
Britten te beschermen. Op dat moment verkeerde het oorspronkelijk verhaal over
reddende engelen of een engel met een vlammend zwaard duidelijk al onder
invloed van de ‘fictie’ van Arthur Machen, die zeer specifiek over Saint George
had geschreven. Als het oorspronkelijke engelenverhaal authentiek mag genoemd
worden, natuurlijk, en voor zover Arthur Machen met The Bowmen louter fictie bedreef. Maar daarover zullen we het later
nog hebben.
Er is geen gebrek aan personen die beweren
dat ze ‘iets’ gezien hebben in Bergen, of dat ze iemand kennen van wie de neef
‘iets’ gezien heeft in Bergen. Het probleem met de eerste groep ‘ooggetuigen’
is, dat zij niet kunnen bewijzen eind augustus 1914 aanwezig geweest te zijn in
de streek van Bergen. Het probleem met de tweede groep is dan weer dat we
rustig mogen spreken van een overvloed aan onrechtstreekse getuigenissen, maar
dat er – in verhouding – nogal weinig verklaringen uit de eerste hand te
noteren vallen. Dit alles pleit niet echt in het voordeel van de stelling dat
er wel degelijk iets bovennatuurlijks aan de hand is geweest in Bergen, maar
ook daar komen we later nog op terug.
Nog een probleem voor de ‘believers’ is dat
allerlei ‘verklaringen’ over de Engelen van Bergen tijdens de Grote Oorlog maar
ook nog lang daarna gretig ge- en ook wel misbruikt werden door lui van divers
pluimage en met al even diverse motieven. Propaganda en psychologische oorlogsvoering
speelden reeds tijdens die Grote Oorlog een bijzonder belangrijke rol –
belangrijk genoeg om een heel hoofdstuk te wijden aan dat thema. Religieuze
oogmerken liggen voor de hand, artistieke en financiële oogmerken wat minder,
maar toch kunnen ook daar voorbeelden van aangehaald worden.
In die dagen was de grammofoon nog een
ietwat vreemde doos waar een hoorn op stond en die je moest opwinden. Als een
plaat rondjes draaide op de doos, kwam er geluid uit de hoorn – meestal het
geluid van een menselijke stem. Stel je voor dat die stem dan een liedje zong
over de Engelen van Bergen: ‘Why did you come with your white whings
outspread?’ Er werden verscheidene liedjes en zelfs een paar films gewijd aan
de Angels of Mons.
Hoewel het waarschijnlijk niet meteen in
zijn bedoeling lag, luidde een verhaal van een paar pagina’s over de
boogschutters van Bergen de come-back in van Arthur Machen. Hij had eerder al
genoten van een vluchtig schandaalsucces, maar werd nu een regelrechte
beroemdheid en de ontelbare herdrukken van The
Bowmen zullen financieel ook wel één en ander opgeleverd hebben. Zowat een
derde van alle fictieve oorlogsverhalen die in het zog van Machen gepubliceerd
werden door de kranten of in boekvorm bestonden uit wat een geïrriteerde
criticus omschreef als ‘onrealistische rotzooi die de lezers ervan moet
overtuigen dat God aan onze kant staat en niemand het bijgevolg van ons kan
winnen’.
Hun schrijvers en de verhalen die zij
schreven, zijn nu al lang vergeten. Dat zal wellicht met een aantal factoren te
maken hebben, waarvan talent niet de minste is. Weet u nog wie de auteur was
van het destijds regelmatig herdrukte verhaal The Interval? Herinnert u zich nog Mary Raymond Shipman Andrews,
die al voor de Grote Oorlog enige bekendheid had verworven met bovennatuurlijke
oorlogsverhalen en wiens boek Joy in the
Morning (1919) een aantal verhalen bundelde die duidelijk waren
geïnspireerd door het succes van Machen? (Eentje speelt zich af in een Franse
loopgracht, waarin het spook rondwaart van een krijgshaftige heilige.)
Zowel de legende van de Engelen van Bergen
als het verhaal The Bowmen van Arthur
Machen zijn sterk archetypisch geladen en spreken onder meer ook daardoor in
grote mate het onderbewustzijn aan van een publiek dat snakt naar een sprankel
licht in de duisternis. Maar zij richten zich ook tot de patriottische en de
religieuze instincten van dat publiek, die in het thema van de reddende engelen
verenigd worden. Kerk en staat hebben elkaar gevonden, zowel in de legende als
in het verhaal van Machen – en ze hebben een monsterverbond gesloten, om het
zomaar eens uit te drukken.
Dominee J. Green publiceerde een pamflet
van een dertigtal pagina’s onder de titel The
Angels of Mons, waarin hij visioenen beschrijft van mystieke krijgers en
vreemde wolkenformaties. Deze fenomenen zouden niet alleen opgetreden zijn ter
gelegenheid van de Britse aftocht uit Bergen, maar ook in Verdun, waar de
geesten van gesneuvelde Franse verdedigers weigerden de aftocht te blazen. Het
zijn stuk voor stuk bewijzen dat God bestaat, dat Hij almachtig is en dat Hij
zich aan de geallieerde kant bevindt.
In zijn boek The Cross at the Front, fragments
from the Trenches (1917) zegt
legeraalmoezenier Thomas Tiplady het zo: ‘Er zijn krachten om ons heen
die we niet kunnen zien met onze ogen. Mozes maakte een natie uit het niets en
leidde zijn volk door een wildernis van wanhoop en mislukking naar een land van
belofte omdat hij Hem zag die onzichtbaar is. U hebt gehoord over de Engelen
van Bergen. Het is een legende, maar het is ook een waarheid. In deze oorlog
staan wij aan de zijde van de engelen en zij vechten voor ons. Toen de bediende
van Elisha zag hoe de vijand zijn meester omsingelde, verloor hij alle hoop.
Maar toen de ogen van zijn ziel open gingen, zag hij dat de heuvels in vuur en
vlam waren gezet door Gods reddende engelen.’
In de kerken werd gepredikt over
engelachtige wezens, dertien voet groot, die de Duitse cavalerie een halt
toeriepen. Zo indrukwekkend waren deze hemelse wezens dat de paarden van de
Duitsers steigerden en weigerden nog een stap te verzetten. Tijdens de Tweede
Wereldoorlog werd in dezelfde stijl niet alleen verwezen naar de Engelen van
Bergen, maar ook naar ‘het mirakel van Duinkerken’ of de Slag om Engeland.
Generaal Hanbury-Williams hield gedurende
zijn verblijf aan het Russische hof een dagboek bij, waarin hij op 24 november
1916 een gesprek noteert met tsaar Nicolaas II over de Engelen van Bergen. ‘Hij
zei dat, rond dezelfde tijd van de gebeurtenissen in Bergen, één van zijn
dochters een gewond Russisch soldaat sprak die in het begin van de oorlog, aan
de grens met Oost-Pruisen, samen met zijn kameraden de Heilige Maagd had
gezien.’
Met de ‘religieuze instincten’ van daarnet
heb ik het overigens lang niet alleen over instincten van christelijke aard.
Voor theosofen en spiritisten – hun respectieve bewegingen waren rond de
eeuwwisseling zeer en vogue - en
later ook voor ufologen waren de Engelen van Bergen eveneens gevonden vreten.
Zowat alle paranormale strekkingen konden hun voordeel doen met de Engelen van
Bergen en zagen er de bevestiging in van hun geloof.
Ik citeer uit een artikel, verschenen in Time (Angels Among Us, 1993):
Gewonde
soldaten werden naar veldhospitalen gebracht waar ze, de één na de ander, aan
de verpleegsters vertelden dat ze engelen hadden gezien. De Fransen zagen de
aartsengel Michael, rijdend op een wit paard. De Britten zeiden dat het Saint
George was, een grote man met blonde haren in een gouden wapenrusting, gezeten
op een wit paard, een zwaard in de hand en met de mond open, schreeuwend:
‘Victorie!’
Sommige
soldaten vroegen zich naderhand af of hun uitputting hen misschien had doen
hallucineren. Anderen dachten aan massahysterie, het resultaat van een veldslag
waarvan de geallieerden geloofden dat ze die makkelijk konden winnen, maar die
al snel ontaardde in een bittere nederlaag. Later doken echter ook aan Duitse
zijde verhalen op over dezelfde incidenten. De soldaten van de Keizer
verklaarden dat zij ‘absoluut machteloos waren om verder te gaan’ en dat hun
paarden ‘zich scherp omdraaiden en vluchtten’. De Duitsers dachten dat de
geallieerde stellingen door duizenden soldaten werden bemand, terwijl er
slechts twee regimenten aanwezig waren.
Dergelijke pseudo-wetenschappelijke
artikels eindigen nogal eens met een stelling, gevolgd door een suggestieve
vraag. De stelling is: sommigen denken dat het verhaal van Machen deze
soldaten, lijdend aan extreme vormen van ‘shellshock’, alleen maar deed
hallucineren; sommigen geloven dat het makkelijk moet geweest zijn voor deze mannen
om in dergelijke verschrikkelijke tijden een troostend beeld op te roepen uit
hun eigen onderbewustzijn. De vraag is: waren dit dan werkelijk hallucinaties
of hebben wij hier toch niet veeleer te maken met een visioen, met reële
verschijningen zelfs, van krijgers uit een andere dimensie? Of met, ander
voorbeeld, geen bovenaards maar een buitenaards ingrijpen?
Het is inderdaad zo dat het Britse
expeditieleger bestond uit goed getrainde beroepssoldaten, die al voor op zijn
minst even grote vuren hadden gestaan. Zouden zij in dergelijke, weliswaar
dramatische omstandigheden, zo snel aan het hallucineren slaan? Ten slotte was
dat ook niet gebeurd tijdens de Boerenoorlog, waar de gerespecteerde historicus
A.J.P. Taylor eveneens naar verwees. Het waarnemen van engelen door geharde
soldaten in een zware gevechtssituatie uitsluitend verklaren aan de hand van
hallucinaties is ongetwijfeld een gemakkelijkheidsoplossing. Als er iets aan de
hand is geweest, eind augustus 1914 in de buurt van Bergen, dan kan dat zeker
niet alleen een geval van massahysterie geweest zijn. De paranormalen hebben
hier met andere woorden een punt, al bewijst het natuurlijk nog niet dat zij
het ook voor de rest bij het rechte eind hebben. We komen hier ook nog op
terug.
Wat nogal eens uit het oog wordt verloren,
is dat de legende van de Engelen van Bergen op zijn minst even veel weerklank
heeft gevonden op het thuisfront als aan het front zelf. Het is niet eens zeker
waar de legende precies is ontstaan. Bovendien kwam zij op het thuisfront als
geroepen om de jonge mannen zo ver te krijgen dat zij vrijwillig dienst zouden
nemen in het nieuwe grote leger dat Engeland zo dringend nodig had. Si non e vero, e bene trovato, zullen de
campagneleiders en propagandisten wel gedacht hebben.
Na Bergen begonnen de Britten immers op
grote schaal vrijwilligers te werven. Richard Heijster beschrijft het allemaal
heel prangend in zijn boek Ieper 14/18 (Lannoo,
1999):
De
campagnes lieten potentiële rekruten vaak weinig keus. Wie kon, moest meedoen;
wie weigerde was een lafaard. Posters adviseerden jonge vrouwen om hun
verloving te verbreken als de aanstaande weigerachtig zou blijven: ‘Als hij
zijn plicht ten opzichte van Koning en Vaderland veronachtzaamde dan zou zonder
twijfel de tijd komen dat hij ook zijn vrouw zou verwaarlozen.’ Door middel van
raambordjes konden trotse vrouwen laten zien dat hun man of kind in militaire
dienst verbleef.
Binnen een maand hadden de eerste 500.000
vrijwilligers zich aangemeld. De opkomst was zo groot dat er aanvankelijk niet
voldoende faciliteiten waren. Ook later in de oorlog ging de werving op
indringende wijze door. Mannen zonder uniform kregen op straat van
vaderlandslievende vrouwen regelmatig een duivenveer aangeboden, als teken van
hun vermeende lafheid. De vrijwilligers konden wat betreft de lengte van hun
diensttijd kiezen uit ‘a period of 3 years’ (voor de duur van drie jaar) of
voor ‘until the war is concluded’ (totdat de oorlog voorbij is). De meesten
kozen voor de laatste mogelijkheid want zoals algemeen bekend was zou de oorlog
maar kort duren...
Ook deze elementen hebben meegespeeld in
het ontstaan, in de verspreiding en in de vervorming van de legende van Bergen.
Het waren hysterische tijden: ultimatum was gevolgd op ultimatum, mobilisatie
op mobilisatie en uiteindelijk waren de Duitsers ten strijde getrokken in wat
een frisse, vrolijke oorlog beloofde te worden, die hen binnen een paar weken
in Parijs zou brengen. Maar de invasie van Frankrijk liep in de herfst van 1914
vast in de Belgische moddervlakten van de IJzer en aan de oevers van de Marne.
In het kleine België beging het grote en
gefrustreerde Duitse leger onvoorstelbare wreedheden in Leuven, Aarschot,
Dinant en zoveel andere steden, die in de as werden gelegd, waar gijzelaars
werden genomen en koelbloedig doodgeschoten, waar werd geplunderd, verkracht en
gemoord. Eén en ander was het logische gevolg van mythen, in het leven geroepen
door de Duitse propagandamachine, over gewone burgers, verpleegsters, priesters
die argeloze Duitse soldaten verraden hadden en hun medeburgers zelfs ophitsten
om machinegeweren te plaatsen op kerktorens – de kreet ‘Man hat geschossen!’ werd mondgemeen -, over moorden,
vergiftigingen, verminkingen van Duitse soldaten door Belgische burgers.
In zijn boek Hoe een cyclus van legenden ontstaat heeft Fernand Van Langenhove
het over de manier waarop de Duitse soldaten geïndoctrineerd werden door een
‘voorafgaande suggestie van den franc-tireur’ en herinneringen aan de
Frans-Duitse oorlog van 1870, waar eveneens sprake was van franc-tireurs, in de
volksliteratuur en de militaire handboeken. Subjectieve voorstellingen zochten
en vonden een bevestiging in wat de soldaten om hen heen zagen, zodra ze het
Belgische grondgebied hadden betreden, en in officiële waarschuwingen van de
legerleiding. Zo werd een werkelijkheid op een ‘vervalste manier’ waargenomen,
soms als gevolg van vergissingen en dus onbewust, maar vaker nog als gevolg van
opzet.
Wat Van Langehove ‘de populaire
nieuwsgierigheid’ noemt, smeekt erom bevredigd te worden en om die te
bevredigen, hangen soldaten die terugkeren van het front en nogal eens ‘het
prestige van de eerste gekwetsten genieten’ sterke verhalen op, die voor een
deel uit waarheid, voor een deel uit fantasie bestaan. Brieven van het front en
publicaties in de pers versterken het ‘waarheidsgehalte’ van deze verhalen nog;
door de censuur is er een duidelijk ‘gemis aan kritiek vanwege de dagbladen’.
Novellen en romans, geïllustreerde postkaarten en etsen die dezelfde thema’s
behandelen, zorgen er ten slotte voor dat deze mythen nog meer ‘bewijswaarde’
en zelfs ‘het gezag van waarheid’ krijgen. Ze worden opgenomen in ‘de geest des
volks’ en zijn er niet meer uit weg te branden.
Identiek dezelfde mechanismen zien we aan
het werk in de mythe van Mons, zij het soms in een andere volgorde. De door de
Duitsers in het leven geroepen mythe van de Belgische vrijschutters leidde tot
wreedheden op Belgische burgers, die op hun beurt weer koren op de molen waren
van de Britse en Franse
propagandamachines die steeds meer kanonnenvlees nodig hadden. Zij
maakten dan ook dankbaar gebruik van de wreedheden van de vijand en van de
mythen die daar weer rond ontstonden om
hun mannen en vrouwen ervan te overtuigen dat zij een rechtvaardige oorlog
voerden.
De mythe van Mons kaderde prachtig binnen
het propagandamateriaal dat de Britten zo hard nodig hadden. Enerzijds diende
de vijand ten allen prijze gedemoniseerd te worden, anderzijds moest het eigen
volk de zekerheid krijgen dat het een rechtvaardige en goede oorlog voerde en
dat alle offers niet vergeefs zouden zijn. En als de Engelen van Bergen iets
bewezen, dan was het wel dat God en Zijn Engelen aan de zijde van de Britten
streden…
In die dagen waren het overigens niet
alleen God en Zijn Engelen die aan de kant van Groot-Brittannië stonden. In een
andere beroemde mythe van de Grote Oorlog – zeg maar: een wensvervullende
fantasie - kwamen de Russen daar ook al terecht, nogal letterlijk zelfs. Als de
nood het hoogst is, is de redding nabij – en in dit geval kwam de redding niet
uit de hemel, maar uit het oosten. Er verspreidde zich namelijk een gerucht,
als het spreekwoordelijke lopend vuurtje, dat Russische troepen in het grootste
geheim geland waren in Schotland – er lag nog sneeuw op hun laarzen – om de
geallieerden aan het westelijk front een handje toe te steken. Men fluisterde
dat de Russen in verzegelde treinen naar de havens in het zuiden van Engeland
werden gevoerd, maar dat het groot aantal lege vodkaflessen dat werd
aangetroffen langs de route hun aanwezigheid had verraden.
Voor de mythe van Mons lijkt de populaire
pers de voornaamste katalysator geweest te zijn; wat de Russen in Engeland
betreft, was het ongetwijfeld de telegraaf. Voor de oorlog werden er namelijk
grote ladingen eieren geïmporteerd vanuit Rusland; Aberdeen was een van de
havens waar ze ontscheepten. Een agent in Aberdeen stuurde bij deze speciale
gelegenheid een telegram naar Londen, om zijn hoofdkwartier daar te verwittigen
dat de eieren aangekomen en op de trein gezet waren. Hij bezuinigde op het
aantal woorden en verstuurde een telegram met de boodschap: ‘100.000 Russen
zijn nu op weg van Aberdeen naar Londen.’
In zijn boek Waiting for Daylight (1922) beschrijft H.M. Tomlinson de
hysterische sfeer van die dagen met soms verbluffende luciditeit:
De
heilige engelen waren in Mons; Britse soldaten zagen hen daar. Een Russisch
leger was in Engeland in 1914; iedereen kende iemand die hen had gezien. En
Jeanne d’Arc, in haar schitterend harnas, is teruggekeerd om de Fransen te
helpen. Deze en zelfs nog ernstiger symptomen waarschuwen ons dat we misschien
niet in die staat van gelijkmoedigheid verkeren die nodig is om een bewijs te
onderzoeken. Deze week nog, in de betekenisvolle afwezigheid van de hond,
propte een mysterieuze hand een document in mijn brievenbus dat bewees – zoals
alleen propaganda dat kan – dat deze oorlog geheel werd verklaard in het Boek
van Daniel. Waarom heeft men ons dat niet eerder verteld? Waarom las Lord
Haldane Hegel als er ook Daniel was? Waarvoor betaalden wij hem? (…)
In
Frankrijk, net zoals in Engeland, kende iedereen wel iemand die de Russen had
gezien. Een groot kamp, zo vertelde men me, bevond zich in de buurt van
Chartres, en in Parijs toonde men me de mantels van kozakken die uit dat kamp
afkomstig waren. (…) Ik kon toen niet naar Chartres gaan om te bevestigen dat
zich daar een kamp van kozakken bevond, net zomin als de Duitse Geheime Dienst.
Ik geloof niet dat de Russen in Frankrijk waren, maar ik kon niet bewijzen dat
ze er niet waren, en dat konden de Duitse generaals ook niet die natuurlijk
eveneens van die Russen hadden gehoord. (…)
Het
is van dergelijke broze feiten dat de uitslag van een gevecht afhangt en het
lot van een rijk.
Labels:
Arthur Machen,
Bergen,
de Engelen van Mons,
De Mythe van Mons,
De Zwanen van Stonehenge,
Eerste Wereldoorlog,
essay,
Het Geslacht van de Engel,
Hubert Lampo,
Mons,
mythe,
WOI
Abonneren op:
Posts (Atom)