‘Ziet ge?’ vroeg hij me.
En ik zag niets. Het was donker geworden.
‘Natuurlijk ziet ge dan niets meer,’ zei hij.
‘Maar ge hebt daarstraks ook zo goed als niets gezien.
En ge zult morgen nog altijd niks zien…
Ziet ge?
Want er is niets, ma belle Scharpenelle.
Er is niets te zien.
Er zijn geen bewaarengelen
en God is dood.
Ziet ge?’
‘Er is Niets,
behalve gij en ik
en dit gat
van het zwartste zwart.
Er is Niets,
behalve een wederhelft
die zijn wederhelft heeft gevonden,
zodat zij nu samen
in dit gat kunnen springen
van het zwartste zwart.
Amen.’
En dat noemde hij
een rustgevende,
een geruststellende,
een hoopvolle gedachte.
1 SEPTEMBER 1939
Tot zover de eerste woorden die Sansparole sinds de Grote Oorlog had gesproken. Het waren ook zijn laatste.
Ik heb ze heel erg lang niet goed begrepen. Dat dit vlak van het zwartste zwart – de allerlaatste aquarel die hij had gemaakt – een rustgevende, een geruststellende, een hoopvolle gedachte moest verbeelden?
De directeur van de Hellevuur Hoek gaf ze mij mee naar huis, de Scharpenelle Aquarellen van Sansparole.
Ik bestudeerde ze. En ik begreep ze stuk voor stuk, ik begreep zelfs waarom hij – het wachten moe – dat laatste zwarte vlak had geschilderd. Ik begreep alleen zijn laatste woorden niet:
‘Wat een rustgevende, geruststellende, hoopvolle gedachte.’
Pas vandaag heb ik het begrepen. Het nieuws was op de radio:
‘Sinds vanochtend 4.45 uur is Duitsland in oorlog met Polen.
Duitse troepen zijn over een breed front,
vanuit het noordwesten en het zuidwesten,
Polen binnengevallen.
Vanaf 4.45 uur wordt er geschoten.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten