Edgar Allan Poe kennen we in de eerste plaats van zijn fantastische verhalen en van zijn poëzie ('The Raven'), maar hij wordt ook 'de vader van het detectiveverhaal' genoemd. Die eretitel dankt hij aan de creatie van het personage C. Auguste Dupin, een voorloper van Sherlock Holmes, die 'The Murders of the Rue Morgue' oplost, louter door een beroep te doen op zijn grijze hersencellen.
Een tweede verhaal met Dupin in de hoofdrol, 'The Mystery of Marie Rogêt', is wellicht het eerste misdaadverhaal, gebaseerd op een 'true crime'. Het wordt algemeen beschouwd als een mindere Poe, omdat het meer weg heeft van een criminologisch essay dan van een verhaal. Bovendien heeft het een hoogst onbevredigend slot... alsof Edgar Allan Poe op het laatste moment terugdeinsde om de waarheid te vertellen.
Geheel in de stijl van Poe, die ook al eens een fictie voor feiten durfde laten doorgaan en niet vies was van een literaire mystificatie of een 'hoax', wordt in 'Edgar Allan Poe, een moordzaak' een geweldige ontdekking gedaan. Eerst door het hoofdpersonage Isabel Daemen, en daarna door de anonieme verteller, mogelijk Bernauw zelf. Uit een vergeten Londens archief wordt immers het manuscript opgediept van de eerste, niet gepubliceerde versie van 'The Mystery of Marie Rogêt', waarin E.A. Poe nauwelijks verhuld zichzelf aanwijst als de dader van de moord op Mary Cecilia Rogers, in 1841, in New York...
Een tweede verhaal met Dupin in de hoofdrol, 'The Mystery of Marie Rogêt', is wellicht het eerste misdaadverhaal, gebaseerd op een 'true crime'. Het wordt algemeen beschouwd als een mindere Poe, omdat het meer weg heeft van een criminologisch essay dan van een verhaal. Bovendien heeft het een hoogst onbevredigend slot... alsof Edgar Allan Poe op het laatste moment terugdeinsde om de waarheid te vertellen.
Geheel in de stijl van Poe, die ook al eens een fictie voor feiten durfde laten doorgaan en niet vies was van een literaire mystificatie of een 'hoax', wordt in 'Edgar Allan Poe, een moordzaak' een geweldige ontdekking gedaan. Eerst door het hoofdpersonage Isabel Daemen, en daarna door de anonieme verteller, mogelijk Bernauw zelf. Uit een vergeten Londens archief wordt immers het manuscript opgediept van de eerste, niet gepubliceerde versie van 'The Mystery of Marie Rogêt', waarin E.A. Poe nauwelijks verhuld zichzelf aanwijst als de dader van de moord op Mary Cecilia Rogers, in 1841, in New York...
Edgar Allan Poe, een moordzaak werd oorspronkelijk geschreven in
1990-1991, als een eerste proeve van ‘historische crime faction’, een
voorzichtige verkenning van wat later ‘mijn’ genre zou worden. Ik schreef het
kort na de historische jeugdroman Dromen
van een farao (Davidsfonds-Infdok, 1991 – later herdrukt als Nu slaapt Toetanchamon) en de
‘docudetective’ Mysteries van het Lam
Gods dat in 1991 verscheen bij Manteau en vrij veel succes kende.
Mijn toenmalig uitgever bij
Manteau zag wel brood in de literair-historische detective over Edgar Allan
Poe, die het kloppende hart van deze geschiedenis is, maar niet in de enigszins
magisch-realistische en al te vaag thrillerachtige raamvertelling. Ik kon (en
kan) hem niet helemaal ongelijk geven, maar ik verdenk de brave man er tegelijk
een beetje van dat hij het verhaal gewoon ‘te dun’ vond om als apart boek uit
te geven.
Uiteindelijk werd de
literair-historische detective als kort verhaal gepubliceerd in het literair
tijdschrift De Brakke Hond (8ste
jaargang nummer 32, december 1991). En ik nam het essay-gedeelte uit de roman
op in een bundel, getiteld Landru bestaat
niet (Manteau, 1992), samen met twee andere hybrides van feiten en fictie
rond veronderstelde legendarische vrouwenmoordenaars. Behalve Henri Désiré
Landru die driehonderd vrouwen aan zijn voeten zou gekregen hebben, van wie hij
er op zijn minst tien vermoordde, passeerde ook Heer Halewijn nog de revue. Uit
het raamverhaal heb ik vervolgens schaamteloos stukken gerecycleerd in Het Bloed van het Lam (2006).
Edgar Allan Poe, een moordzaak was een poging tot het schrijven van
een tijdsdocument, en dit in meer dan één opzicht. Zo wilde ik o.a.
terugblikken op de late jaren 70 en vroege jaren 80 van de 20ste
eeuw, en op de jongeman die stilaan echt wel volwassen was geworden. Door het
boek een kwarteeuw in vrede te laten rusten op allerlei harde schijven, is het even
goed een tijdsdocument geworden van de jaren 90. Bovenal is deze korte roman
echter een product van de schrijver die ik toen nog niet was, maar wel hoopte
te worden. En een getuigenis van de boeken die ik wilde gaan schrijven.
Toen ik het verhaal herlas met
het oog op een eventuele bewerking, kreeg ik al gauw het gevoel dat het
interessanter kon zijn om het te publiceren als dit tijdsdocument, dan in die
herwerkte 21ste eeuwse versie. Misschien heeft dat in eerste
instantie te maken met mijn melancholisch temperament. Afijn, beste lezer(es), laten
we zeggen dat je hierbij gewaarschuwd bent.
Voor de rest kon ook dit werk niet
geschreven worden, als er een hele reeks andere boeken niet was geweest. De
voornaamste zijn: Het leven van Edgar
Allan Poe (Wolf Mankowitz), Edgar
Allan Poe autobiografisch (samengesteld en ingeleid door August Hans den
Boef), Edgar Allan Poe Compleet (met
een inleiding van K. Schuman), De Moorden
in de rue Morgue (met een nawoord van Ab Visser), Gruwelijke verhalen (met een inleiding van Simon Vestdijk), The Illustrated Edgar Allan Poe
(samenstelling en inleiding door Roy Gasson), The Life and Works of Edgar Allan Poe (Marie Bonaparte), Moord en doodslag (Julian Symons) en De laatste dagen van E.A. Poe (Dick
Matena). En Reader’s Digest – destijds
een schier onuitputtelijke bron van ideeën.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten