11.9.13

In de Hopduveles - een vertelling uit het ebook "In het spoor van de Hopduvel"



Dit is een van de vier Hopduvel Vertellingen uit het ebook "In Het Spoor van de Hopduvel" - De gelijknamige "klankwandeling" met nog vijf andere korte vertellingen en 3 liederen kunt u hier gratis downloaden:




Kort na de Tweede Wereldoorlog herdoopte Mooie Mina, met het gebruikelijke coupeke champagne, het établissement In de Hopduvel tot In de Hopduveles. De klandizie van het huis clos op de Boechoutberg bestond toen voornamelijk uit hitsige heertjes op leeftijd, voyageurs en vrachtwagenchauffers die de steenweg naar Gent of naar Brussel deden.
De ruiten van In de Hopduveles waren discreet ondoorzichtig gemaakt door het stof, en de ooit witgekalkte muren en het gammele meubilair leken gevernist door dichte walmen rook van sigaren en sigaretten. Als veldwachter van ons lieflijke Brabantse Affligem zag ik mij al eens genoopt de gemeente- en provinciegrens over te steken, en een bezoek af te leggen in het Oost-Vlaamse Erembodegem. Op die manier leerde ik Mooie Mina kennen als een brutale brunette, een diamant die gevaarlijk fonkelt als je hem tegen het licht houdt – ruw want onaangetast aan de binnenkant… en aan de buitenkant tot in de perfectie geslepen.
Mina metamorfoseerde tot een valse blonde en liet zich voortaan ook Marilyn noemen, toen la Monroe zelfs in deze godvergeten contreien enige bekendheid verwierf. Je kon haar meestal vinden in een hoekje achteraan haar zaak, waar zij vanachter een tafeltje haar klanten bespiedde, terwijl zijzelf toch zo goed als onzichtbaar bleef in haar mysterieuze clair-obscur. 
Het meisje achter de bar heette Rooie Rita. Haar haren hadden de kleur van de dure Schotse whisky die ze beweerde te schenken, maar die in werkelijkheid illegaal gestookte rommel was. Haar ogen waren groen als die van een kat en dwaalden voortdurend af naar Marilyn. Door een ingewikkeld systeem van nauwelijks waarneembare tekens slaagde Marilyn er namelijk in haar barmeid de klant aan te duiden over wie zij zich op een zeer specifieke manier moest ontfermen. De speciale behandeling hield in dat Rooie Rita de heer in kwestie tot het aantal consumpties verleidde dat hij nodig had om ieder besef van de werkelijkheid te verliezen. Zodra dit punt was bereikt, sleurden Marilyn en Rooie Rita het laveloze lichaam naar boven, ontdeden hun slachtoffer van zijn kleren en fouilleerden die grondig. Het geld dat ze op hem vonden, werd verdeeld tussen de beide Hopduvelessen.
Wanneer de heer de volgende ochtend uit zijn bewusteloosheid ontwaakte, vond hij zichzelf naakt terug in een vreemd bed. Zijn kleren lagen netjes over een stoel en zijn portefeuille was leeg, op wat kleingeld na. Omdat hij zich nog onmogelijk kon herinneren wat zich de afgelopen nacht zoal had afgespeeld in deze kamer, aanvaardde hij graag dat het verdwenen bedrag in verhouding stond tot de diverse diensten die hem door  beide dames waren bewezen. Aanvaardde hij deze verklaring niet, dan dreigde Marilyn ermee onverwijld de politie op te trommelen. Maar dat bleek slechts zelden noodzakelijk te zijn.

De heer Maegerman was begrafenisondernemer, en zowat een vaste klant van Marilyn. ‘Hein’ Maegerman (in werkelijkheid heette hij Maurice, maar dat rijmde niet met zijn bijnaam Magere Hein) was een dunne, kleine, bleke man van middelbare leeftijd. Ik hoorde wel eens beweren dat Marilyn een zwak voor hem had; anderen hielden het erbij dat zij een belegging op de lange termijn verkoos boven de snelle winst. Het gebeurde inderdaad al eens dat Hein Maegerman straalbezopen in de put viel die hij voor een ander had laten graven.
Magere Hein had de zaak overgenomen van zijn vader, die een fortuin verdiende aan de epidemie van Spaanse Griep in 1919. Maegerman verwees vaak naar deze periode, die samenviel met zijn jeugdjaren, als naar de ‘belle époque’. Op tijd en stond werd hij bezocht door verscheurende vlagen van nostalgie naar zijn kindertijd, toen zijn vader de slachtoffers van de Spaanse Griep bij nacht en ontij in eenvoudige dozen van wit hout ter aarde bestelde, en hun nabestaanden vervolgens luxueuze eikenhouten kisten aanrekende. Sindsdien waren de zaken nooit meer geworden wat ze ooit geweest waren.
‘Wij leven hier veel te geïsoleerd,’ kloeg hij zijn nood bij eenieder die het horen wilde. ‘Besmettelijke ziekten kunnen ons hier niet eens bereiken!’
Naderhand heeft Marilyn verklaard dat het allemaal begonnen is met de herhaalde economische noodkreet van Hein Maegerman, deze keer geslaakt in verband met een klant van de Hopduveles, ene Honoré Van Stichelen. Meneertje Van Stichelen, zoals hij gemeenzaam werd genoemd, was nog kleiner dan Magere Hein en had een zo mogelijk nog blekere kleur. Voortdurend parelden er dikke, zurig ruikende zweetdruppels op zijn voorhoofd. Hij liep krom, met een stok, en was voor de rest in het bezit van een slecht passend gebit dat een klapperend geluid maakte als hij een poging deed om te praten.
Meneertje Van Stichelen was vierenzeventig, reeds redelijk seniel en tot op de draad versleten. Hij was ooit rentmeester geweest van een baron en men fluisterde dat hij zo rijk was als de zee diep. Hij ontwaakte voortdurend In de Hopduveles, na het drinken van sloten goedkope schuimwijn (die hij had betaald als was het dure champagne), en nadat zijn portefeuille doorgaans een niet onaardig extraatje had opgeleverd voor Marilyn en Rooie Rita. Daarna sukkelde hij op zijn wandelstok een paar kilometer verder, naar zijn huis in de Affligemdreef, gelegen tussen de beroemde abdij en het Kluisbos.
‘Vroeg of laat gieten jullie ‘m zoveel schuimwijn op, dat hij er niet alleen barstende hoofdpijn zal aan overhouden,’ gromde Hein Maegerman op een avond, toen het weer zo ver was. ‘En dan droogt de bron definitief op.’
‘Dat zou jammer zijn,’ knikte Marilyn. ‘Maar wat wil je dat ik eraan doe?’
‘Ik heb wat navraag gedaan. Meneertje Van Stichelen heeft geen familie, geen vrienden, geen kennissen. In feite heeft hij helemaal niemand meer. Triest hé? Misschien zou je ‘m… wat liefde kunnen geven? Hij heeft maar één klein zetje meer nodig, Marilyn… Als jij hem nu eens laat geloven dat zijn gevoelens voor jou beantwoord worden, en dat hij bijvoorbeeld niet meer hoeft te betalen voor zijn eh... overnachtingen? Dan neemt hij jou misschien wel op in zijn testament... En als hij kort daarna schielijk overlijdt, zal niemand zich vragen stellen. Ik kan zelfs voor een dokter zorgen die het overlijden van meneertje Van Stichelen blindelings aan een natuurlijke oorzaak zal toeschrijven.’
Marilyn nam de raad van haar vriend ter harte en begon meneertje Van Stichelen extra in de watten te leggen. Rooie Rita stak een handje toe en uiteindelijk wisten de beide vrouwen het renteniertje zo ver te krijgen dat hij een testament maakte, waarin hij al zijn bezittingen naliet aan de Hopduvelessen.
Vervolgens stelden ze zich met z’n drieën de vraag of ze er nu goed aan deden gewoon af te wachten – en het risico te lopen dat meneertje Van Stichelen vroeg of laat tot andere inzichten kwam – of de droeve gebeurtenis die er hoe dan ook zat aan te komen enigszins te bespoedigen door middel van ‘een geprepareerde schuimwijn’. Opnieuw was het Hein Maegerman die met een oplossing voor de dag kwam. In functie van zijn beroep had hij op een blauwe maandag ooit scheikunde gestudeerd, en hij meende dat een bijzondere soort antivries zoals in die dagen gebruikt werd voor de radiatoren van automobielen aan alle vereisten voldeed om hun opzet te doen slagen. Het spul was smaak- en kleurloos, en tamelijk giftig.
Het was begin december, en Sint-Maarten was nauwelijks uit het straatbeeld van Erembodegem verdwenen, of in dat van Affligem verscheen hij alweer in zijn gedaante van Sint-Niklaas. De Sint van de Duivelse Driehoek deed ieder jaar een dubbele shift, en zijn lange witte baard had rond de mond een rosse kleur gekregen van de uitgeademde alcoholdampen. In gelegenheden als ’t Oud Zandtapijt kwam een derde consumptie op de rekening van het huis, en dat zou zo blijven tot in de Kerst- en Nieuwjaarsperiode. Maar de Hopduvelessen geloofden al lang niet meer in de Goede Sint en deden ook niet aan liefdadigheid.
In de drankjes waarmee Marilyn en Rooie Rita het renteniertje dronken voerden tot hij bewusteloos van zijn stoel viel, bevond zich nu ook een flinke dosis antivries. Ze hadden zeven coupes nodig, voordat meneertje Van Stichelen als een blok voorover stuikte.
Hein Maegerman, die vanwege zijn beroepsbezigheden werd beschouwd als een autoriteit met betrekking tot het menselijk lichaam, knielde bij meneertje Van Stichelen neer en legde zijn oor te luisteren aan diens smalle, broze borstkasje.
‘Klopt het nog?’ informeerde Marilyn angstig.
‘Zwakjes,’ antwoordde Hein. ‘En hooguit nog een paar minuten, denk ik.’
Terwijl Rooie Rita de deur sloot en een bordje voor het raam hing (Geslooten Vanwegens Omstandigheeden)  sleepten Marilyn en Hein het lichaam naar achter. Ze kraakten een fles echte champagne en trokken de wacht op bij de stervende grijsaard, die vredig leek te slapen op de vieze vloer, de armen gekruist over zijn povere borst, de dunne beentjes netjes over elkaar geslagen.
Van tijd tot tijd voelde Maegerman even aan de pols van meneertje Van Stichelen. Er bleef een uiterst zwakke polsslag voelbaar. Maar het kon nu echt niet lang meer duren.
Toen de ochtend in de lucht kwam, viel er echter nog altijd geen bevredigende evolutie in de toestand van meneertje Van Stichelen te bespeuren. Marilyn werd van langsom ongeduldiger en ongeruster – in die volgorde. Tot overmaat van ramp begon hun erflater daarop nog te snurken ook.
‘Het zal niet meer voor vandaag zijn,’ stelde Rooie Rita vast. ‘Ik ga slapen.’
Marilyn keek haar vriend verwijtend aan. ‘Je hebt hem niet genoeg antivries gegeven, Hein.’
‘Ik kon me niet voorstellen dat hij zó sterk zou zijn,’ probeerde die zich te verdedigen.
‘Wat doen we nu?’
‘We laten hem wakker worden waar hij gewoonlijk wakker wordt, en ik bedenk wel iets anders.’

Toen meneertje Van Stichelen alweer met een barstende hoofdpijn naar huis was gesukkeld, lichtte Hein Maegerman de vrouwen in over het nieuwe plan de campagne dat hem voor ogen stond.
‘Een simpele voedselvergiftiging kan wonderen doen bij een kerel van die leeftijd en met de lamentabele conditie van meneertje Van Stichelen,’ zei hij. ‘Ik dacht aan oesters... Hij is ervan overtuigd dat ze wonderen doen voor de potentie. Als we ze laten bederven en we doen er voldoende ajuin en citroen op om de geur te maskeren, zullen ze nog goed zijn voor wat anders ook.’
‘Voor alle zekerheid kunnen we er nog wat gemalen glas overheen strooien,’ stelde Rooie Rita voor. ‘Houdt hij er geen voedselvergiftiging aan over, dan tenminste toch een maagbloeding.’
Dit plan werd unaniem goedgekeurd, en iedereen ging aan de slag. Marilyn kocht in Aalst een portie oesters en liet ze gedurende een paar dagen bederven. Rooie Rita draaide een stuk of wat whiskyglazen door een vleesmolen. En om voor tweehonderd procent zeker te zijn dat het plan nu zou lukken, maakte Magere Hein een cocktail klaar van goedkope schuimwijn en antivries. Toen nodigden ze meneertje Van Stichelen uit voor een intiem souper – zijn Laatste Avondmaal, zeg maar.
Meneertje Van Stichelen dronk schuimwijn met antivries als aperitief en witte wijn met antivries bij de bedorven oesters, die Rooie Rita niet alleen bereid had met goed veel ajuin en citroen, maar ook met een fikse portie gemalen glas. Meneertje Van Stichelen at en dronk het allemaal op en gaf geen kik. Hij nam nog een pousse café met antivries, schakelde daarna weer over op schuimwijn (zonder antivries, want die was ondertussen helemaal op) en na een stuk of wat glazen gleed hij weg in wat leek op een zalige, verzadigde roes. Nog een paar minuten later was hij alweer aan het snurken alsof er geen vuiltje aan de lucht was.
Marilyn geloofde haar eigen ogen niet, en haar oren nog minder. Rooie Rita beet haar roodgelakte nagels stuk van de spanning. En Magere Hein zat met zijn handen in zijn schaarse haren. Hij begreep er niets meer van. De enige min of meer redelijke verklaring die hij kon bedenken voor deze betreurenswaardige gang van zaken, was dat meneertje Van Stichelen in zijn lange leven zoveel rotzooi naar binnen had gewerkt, zowel in vloeibare als in vaste vorm, dat hij er min of meer immuun voor was geworden. Het leek volslagen ongeloofwaardig als je hem zo bekeek, maar meneertje Van Stichelen moest wel een man van staal zijn, met ingewanden van gewapend beton.

In die vredevolle periode tussen Kerst en Nieuwjaar besloten Maegerman, Marilyn en Rooie Rita van tactiek te veranderen. Het vroor dat het kraakte en hun adem vormde wolkjes in de nachtlucht, toen zij het straalbezopen meneertje Van Stichelen in de corbillard van Magere Hein te slapen legden. Rooie Rita stond op de uitkijk, Maegerman kroop achter het stuur en Marilyn ging meneertje Van Stichelen gezelschap houden, voor het geval hij onverhoeds mocht ontwaken. 
Zonder ongelukken bereikten ze de abdij van Affligem. Waar een karrenspoor ophield en het Kluisbos zich uitstrekte, hield Maegerman halt. Marilyn trok de jas en de met bont gevoerde overjas van meneertje Van Stichelen uit – die konden ze nog verkopen op de vlooienmarkt – en zette zijn hemd open. De kille noordenwind beet in de onbeschermde huid van hun gezicht, toen zij het schijnbaar levenloze lichaam van meneertje Van Stichelen dumpten in een gracht.
Maegerman goot een fles water leeg over de blote bast van meneertje Van Stichelen en legde zorgzaam een lege fles schuimwijn naast hem neer, van het merk dat gewoonlijk geschonken werd In de Hopduvel. Toen keek hij op de thermometer die hij had meegebracht.  ‘Bijna min tien,’ zei hij tevreden. ‘Als hij hier geen fatale longontsteking aan overhoudt, weet ik het ook niet meer.’
Het plan was geniaal in al zijn eenvoud. Marilyn en Rooie Rita zouden eensgezind verklaren dat ze meneertje Van Stichelen naar huis hadden gestuurd met een fles schuimwijn, zoals ze dat zo vaak hadden gedaan. Maar in plaats van langs de steenweg te gaan lopen en dan een landweg in te slaan richting abdij, had meneertje Van Stichelen het in zijn dronken oude hoofd gehaald een kortere weg te nemen en de karrensporen te volgen, dwars door de velden en de weiden. Hij had zelfs het vriendelijke aanbod van Marilyn afgewimpeld een taxi te bellen. En zo kon het dan gebeuren dat hij jammerlijk verdwaald was geraakt, en in een gracht beland.
Voor alle zekerheid ging Magere Hein de volgende dag poolshoogte nemen op het karrenspoor bij de abdij.  Toen hij bij de bewuste gracht aankwam, stelde hij tot zijn grote verbazing vast dat er geen spoor meer te bekennen viel van meneertje Van Stichelen. Hij sprong in zijn corbillard en reed een eindje verder naar het huis van meneertje Van Stichelen… waar hij licht zag branden. Vloekend keerde hij terug In de Hopduvel, om verslag uit te brengen over zijn onrustbarende ontdekking.
De samenzweerders durfden het niet zo ver te drijven te gaan aankloppen bij meneertje Van Stichelen, om te informeren naar zijn gezondheid. Met die van Magere Hein ging het ondertussen niet zo best. Hij had aan de nachtelijke uitstap met meneertje Van Stichelen dan wel geen longontsteking overgehouden, maar het scheelde toch niet veel. Hein hoestte zich de longen uit het lijf en zat, een hete grog bij de hand, voortdurend met zijn hoofd boven een kom dampend water, waarin Marilyn wat eucalyptus had gedaan.
Zo gingen er een paar helse dagen voorbij – in angst, twijfel en vooral onzekerheid. Hoe zou meneertje Van Stichelen reageren op wat hem nu weer overkomen was?
Welgeteld drie dagen nadat ze hem in een gracht bij de abdij hadden gedumpt, kwam hun man van staal weer opdagen, op Oudejaarsavond. Doorgaans bezocht hij zijn Hopduvelessen twee keer per week. Marilyn was ervan overtuigd dat er, als hij die avond niet verscheen, stront aan de knikker moest zijn. Maar voordat ze in haar zenuwachtigheid fouten kon begaan, en nu Maegerman zo goed als uitgeteld was, dook meneertje Van Stichelen plots voor haar op, als een geest uit een fles. Hij zag er even doodop en versleten uit als anders, zijn ogen stonden troebel, en hij had aan zijn avontuur  ook een koortsig blosje overgehouden, dat gepaard ging met een lichte verkoudheid. Maar voor de rest was hij nog steeds de ouwe. Had de antivries hem gered, of was het de hoeveelheid alcohol in zijn bloed die hem op sterk water had gezet en voor een gewisse bevriezingsdood behoed?
‘Ik heb mij niet zo best gevoeld, de afgelopen dagen,’ mompelde hij. ‘Verleden week werd ik wakker in een gracht bij de abdij. Hoe ik daar terecht gekomen ben… Joost mag het weten!’
Marilyn legde hem geduldig uit dat hij de nacht niet met haar had willen doorbrengen, en dat ze dit helemaal niet mooi gevonden had van hem. Hield hij dan niet meer van haar?
‘Toch wel, mijn poesje! Toch wel!’ haastte meneertje Van Stichelen zich haar gerust te stellen.
‘Je had een beetje te veel gedronken, geloof ik,’ zei Marilyn, ‘en dan word je een koppig baasje, hé? We hebben nog zo geprobeerd je een taxi aan te praten, maar je wilde nu eenmaal te voet naar huis, en wel meteen. Vraag me niet waarom! Er is toch geen andere vrouw in het spel, hoop ik?’
‘Natuurlijk niet! Ik moet niet goed bij m’n hoofd geweest zijn, dat is alles,’ zuchtte meneertje Van Stichelen, om zich vervolgens uitgebreid te verontschuldigen voor zijn onbeschaamd gedrag.
‘Waarschijnlijk zul je dus in die gracht gevallen zijn en daar je roes uitgeslapen hebben,’ besloot Marilyn ferm.
Maar meneertje Van Stichelen schudde beslist het hoofd. ‘Neenee. Zo kan het niet gebeurd zijn.’
‘Hoe dan wel?’
‘Men heeft mij daar overvallen! Mijn dure overjas werd gestolen! En mijn portefeuille, die in de binnenzak stak! Er zat een klein fortuin in!’
‘O,’ zei Marilyn met een strak gezicht – dat ‘klein fortuin’ vond ze er nochtans wel heel erg over. ‘Heb je de overval en de diefstal dan al aangegeven bij de politie?’
‘Nee, natuurlijk niet! Straks weet iedereen nog dat jij en ik… enfin, dat wij samen... In de Hopduvel… je weet wel!’
Elders in de gelagzaal begon Maegerman hartverscheurend te hoesten, en daarna kreeg hij ook nog een geweldige niesbui.
‘Gezondheid,’ zei meneertje Van Stichelen vriendelijk. ‘Als ik jou was, Hein, zou ik toch maar eens snel een dokter gaan bezoeken...’

Ze vierden Oudejaar in besloten kring, met z’n vieren, en op Nieuwjaarsdag werd meneertje Van Stichelen als vanouds wakker In de Hopduvel.
Nu het nieuwe jaar was aangebroken, stelde Hein Maegerman – zoals dat ook in de Duivelse Driehoek de traditie is – een lijstje met goede voornemens op. Helemaal bovenaan prijkte de ‘Kwestie Van Stichelen’.
‘Nu maken we er een eind aan,’ zei hij. ‘Definitief.’
‘Een man van staal help je niet zomaar het hoekje om, Hein...’
‘We zijn te voorzichtig geweest. We moeten het hard spelen. Ons vorig plan zat goed in elkaar, maar het was te braaf. Het moet geperfectioneerd worden, Marilyn. Deze keer maken we het àf! Op mijn woord van eer! Derde keer, goede keer!’
Als meneertje Van Stichelen het opnieuw in zijn hoofd haalde om bij nacht en ontij huiswaarts te gaan, alleen, te voet, straalbezopen… Dan was het toch ook best mogelijk dat hij de verkeerde kant uitging, het Roeveld koos, de Leuvestraat afdaalde en op het jaagpad langs de Dender terechtkwam? Maar zijn mysterieuze overvallers zouden deze keer het zekere voor het onzekere nemen, en nadat ze hem hadden beroofd van bontjas en portefeuille, zouden ze hem in het ijskoude water van de Dender kieperen…
Alles verliep zoals gepland, op een klein detail bij de apotheose na… Waarschijnlijk ging Maegerman een ietsje te onstuimig aan de slag met het slappe lichaam van het renteniertje, want hij gleed uit op het gladde jaagpad, en niet alleen meneertje van Stichelen, maar ook Magere Hein plonsde het donkere water in.
Marilyn zag geen van beiden nog boven water komen, en nadat ze nog even had nagedacht over deze onverwachte gang van zaken, keerde ze te voet terug naar haar établissement. De corbillard van Maegerman bleef achter waar hij hem geparkeerd had: aan de Leuvestraat, vlakbij het wegeltje dat naar het jaagpad leidde.
Meneertje Van Stichelen was eindelijk de pijp uit, en hoewel het niet voorzien was, had Hein Maegerman prompt zijn voorbeeld gevolgd. Was dat een ramp? Integendeel, hield Marilyn zich voor. Zij zou nog altijd erven van het meneertje, en wat Hein betrof... Eerst zou hij als vermist worden opgegeven, en daarna zou hij vroeg of laat en al dan niet in het gezelschap van meneertje Van Stichelen ergens uit de Dender worden opgevist. Twee drinkebroers die arm in arm in het water gesukkeld en jammerlijk verdronken waren. De corbillard die geparkeerd stond langs de Leuvestraat zou deze hypothese alleen maar bevestigen…

Op een andere plaats, in een andere tijd, zou dit verhaal ongetwijfeld ook op deze manier afgelopen zijn. Waarmee ik bedoel: op een plaats of in een tijd waar geen wakkere veldwachter waakte over de Duivelse Driehoek.
Ik wist heel goed dat zowel meneertje Van Stichelen als Magere Hein vaste klanten waren In de Hopduveles. Toen Hein Maegerman werd vermist, leerde een kleine enquête mij algauw dat zijn corbillard in de Leuvestraat was gesignaleerd. En toen het lijk van meneertje Van Stichelen werd aangetroffen ter hoogte van het sas in Aalst, korte tijd later gevolgd door dat van Hein Maegerman, leidden al mijn deducties onherroepelijk naar Marilyn.
Ik confronteerde haar met mijn donkere vermoedens, maar zij gaf geen kik. Rooie Rita daarentegen ging ervan uit dat Hein Maegerman niet per ongeluk in het water was beland, maar dat Marilyn een handje had toegestoken. En ze was bang dat haar wel eens iets soortgelijks kon overkomen, zodat Marilyn de buit met niemand meer hoefde te delen. Om die reden achtte ze het verstandiger over te gaan tot bekentenissen.
Op om het even welke andere plek zou ik haar op staande voet gearresteerd hebben. Maar niet in de Duivelse Driehoek… Hier is alles nu eenmaal anders, en gehoorzamen mannen zowel als vrouwen veeleer de ongeschreven dan de geschreven wetten.
Een leven was betaald met een ander leven, en wat mij betrof, was recht geschied. Zo gaat dat bij ons. En zo ontwaak ik nu ook, wanneer mij dat zint, en zonder angst voor mijn geld of mijn leven, telkens weer In de Hopduveles…


Geen opmerkingen:

Luisterboeken Podcast