Het boek Het Geslacht van de Engel wordt een eerste keer voorgesteld op zaterdag 15 maart om 17 uur, in het kader van het evenement Een Literaire Maeltydt in Aalst, georganiseerd door vzw de Scriptomanen. Graag een berichtje als u er bij wil zijn. Dat kan via info@inter-actief.be of op de Facebook-pagina Een Literaire Maeltydt. Het boek kost 18,95 euro, maar wie vooraf intekent, kan het op zaterdag 15 maart ophalen aan 18 euro, gesigneerd door de auteur, samen met een uniek 'black-out poetry object' (= een stiftgedicht in een cassette of cd-houder) of een dito poster (A4).
Nawoord
Het Geslacht van de Engel
Deze roman is het verslag van een speurtocht
die mij al sinds mijn zestiende in de ban heeft gehouden. Op die leeftijd las
ik De zwanen van Stonehenge van
Hubert Lampo, een boek over ‘magisch-realisme en fantastische literatuur’,
waarin Lampo een heel hoofdstuk wijdt aan Arthur Machen en het in dat kader ook
over ‘de engelen van Mons’ heeft: ‘Ziedaar een waar gebeurd fantastisch
verhaal,’ dacht ik, ‘dat je zelf niet beter had kunnen verzinnen!’
Machen schaarde zich met zijn exploot in een
respectabele rij literaire illusionisten. Edgar Allan Poe bedacht een verhaal
over de oversteek van de Atlantische Oceaan per vliegmachine en goot het – ja,
ook hij! – in de vorm van een nieuwsbericht. En men zei het voort, en men kwam
het zien.
Dezelfde techniek werd een eeuw later trouwens
met evenveel succes toegepast door Orson Welles in zijn radiodrama, gebaseerd
op de sciencefiction roman van H.G. Wells, over de moordende Martianen die op
aarde geland waren… en veroorzaakte daarmee aardig wat paniek.
Howard Phillips Lovecraft refereerde in zowat
al zijn verhalen aan de godslasterlijke Necronomicon
– een verboden toverboek dat alle andere middeleeuwse grimoires ver achter zich liet – zodat tal van lezers in
bibliotheken, boekhandels en antiquariaten op zoek gingen naar het demonisch
meesterwerk.
En Arthur Conan Doyle speelde niet alleen een
vooraanstaande rol in de geschiedenis van de elfjes van Cottingley, maar was
ook een van de verdachten van de frauduleuze schedel van Piltdown, waardoor –
voilà! – de missing link tussen mens en aap zou zijn gevonden (en hij was
betrokken bij een dubieuze spiritistische toestand op Barbados, waar
doodskisten voortdurend van plaats verwisselden).
Het is inderdaad een geliefd geintje van
voornamelijk schrijvers in het fantastische genre, om met een zo wild mogelijke
fictie keiharde feiten te creëren. Ze maken hun leugens waar en transformeren
hun fictie tot feiten, op een manier die vaak zelfs hun stoutste dromen
overtreft. Het vreemde daarbij is, dat hun fictie niet ontspoort en
ongeloofwaardig wordt bevonden, als ze aan de werkelijkheid wordt getoetst.
Vaak gebeurt het net andersom, en zijn het de feiten die ontsporen. Maar
misschien scoren precies deze schrijvers van het fantastische dergelijke
ongelooflijke effecten, omdat hun sterke verhalen vooral op een onbewust,
archetypisch niveau werkzaam zijn. Zij begeven zich immers in het slecht
gemarkeerde grensgebied van waarheid en bedrog, waarin het steeds moeilijker
wordt droom van realiteit te scheiden.
Jarenlang heb ik het verhaal van de Engelen van
Mons met mij meegezeuld. Vroeg of laat zou ik er een boek over schrijven, dat
stond vast. Maar ik slaagde er niet in de hand te leggen op het soort
informatie dat het schrijven van dat boek mogelijk moest maken. Ik vond en
verslond enkele korte romans en verhalen van Arthur Machen, waaronder The Great God Pan en The Terror, een stuk of wat biografische
notities, enkele korte vermeldingen van het mysterie van Mons in naslagwerken
over het panormale – en dat was het. Tot een vriend van me in de lente van 2000
terugkeerde van een trip naar Londen met een boek, samengesteld uit het
knipselarchief van een Britse zonderling: Man
Bites Man. De zonderling, George Ives, was blijkbaar ook gefascineerd door
de Engelen van Mons, want in zijn archief bevonden zich een paar artikels over
de raadselachtige Friedrich Herzenwirth.
De kolonel sprak danig tot mijn verbeelding en
de drang om iets te gaan doen met de Engelen werd nu wel heel groot. Toevallig
– of net niet – stuitte ik in dezelfde periode ook op een paar boeken die
Richard Heijster publiceerde over de Eerste Wereldoorlog. Een ervan, Mysterie 14/18, bevatte nogal wat
informatie over de Engelen, maar ook over aanverwante fenomenen als de Witte
Cavalerie en de Witte Kameraad. Toen liet ik de onvolprezen zoekmachine Google
los op de termen ‘Angel’ en ‘Mons’ en zie: op het wereldwijde web viel zowaar
een schat aan informatie te rapen met betrekking tot Arthur Machen en de
Engelen. Een paar sites combineerden de zoektermen zelfs tot ‘Mons Angelorum’.
In de winter van 2000-2001 knutselde ik een
eigen theorie in elkaar, vooral gebaseerd op gegevens die ik op het internet
had aangetroffen. Kevin McClure publiceerde een bijzonder interessante
chronologie en analyse van het mysterie van Mons (Visions of Bowmen and Angels; Angels to the Rescue verscheen in
Fortean Times, nr. 68); Alan Coulson en Michael Hanlon gingen in The Case of the Elusive Angel of Mons de
mythe te lijf zoals Sherlock Holmes dat zou hebben gedaan. The Friends of Arthur Machen hadden en hebben een site die mij
bijzonder goed van pas is gekomen, en ik las en herlas ook een artikel van ene
‘Nessie’, waarin het hele fenomeen werd herleid tot een uit de hand gelopen
experiment met magie (de Gouden Dageraad!) en psychologische oorlogsvoering,
geconcipieerd door de Britse geheime dienst. Uiteindelijk schreef ik een essay
van meer dan tweehonderd bladzijden, waarin ik mijn theorie omstandig uit de
doeken deed, maar die geen mens zou willen lezen, laat staan geloven. Want,
zoals Arthur Machen al schreef: ‘Je kunt niet geloven wat je niet kunt zien.’ –
En ik zag door de bomen het bos niet meer.
Kwam daarbij, als het écht goed moest zijn, zou
ik mijn theorie ook moeten laten zien
aan de lezer… en zo het ongeloof opschorten, zoals Edgar Allan Poe, Howard
Phillips Lovecraft, Orson Welles, Arthur Conan Doyle en natuurlijk ook Machen
zelf het mij hadden voorgedaan. En daarvoor is een roman nu eenmaal beter
geschikt dan een essay. Dus bracht ik in het voorjaar van 2001 een paar dagen
door in Mons, om de sfeer op te snuiven, en kwam ik prompt ook in de ban van
dit kleine charmante stadje. Ik bezocht het soldatenkerkhof van
Saint-Symphorien en ging op een bank zitten onder een oude kastanjeboom, in de
schaduw van het belfort. Daar kwam ik op het idee om mijn roman op te hangen
aan het verslag van mijn eigen queeste naar het wezen van de Engel, maar tegelijk
het verhaal van Machens leven en werk te brengen, verteld vanuit vanuit het
perspectief van zijn zoon Hilary. Dat boek, De
Engel van Mons, verscheen in 2002 als eerste uitgave van de nieuwe
uitgeverij Afijn – een uitgeverij voor jeugdliteratuur, maar voor deze ‘roman
voor adolescenten’ maakte dat naar mijn gevoel niet veel uit.
Uiteindelijk liet ik in mijn roman een
magisch-realistische vaagheid bestaan rond de vraag wat daar nu precies aan de
hand was geweest in Mons, en waarom Arthur Machen als kampioen van het bovennatuurlijke
zo hardnekkig bleef ontkennen dat het mysterie van Mons ook een mystiek kantje
had. Het Woord was vlees geworden, oké. En het was geen kwestie van ‘of/of’,
maar van ‘en/en’ – zo ongeveer wat ik Eustache Cerbère laat zeggen over het
fenomeen, net voor hij het hoofdstuk Project
Blue Beam aansnijdt. Met de groei van het internet en de verhalen die
daarop terug te vinden zijn, en omdat ik dankzij het web ook over hoe langer
hoe meer boeken van Arthur Machen beschikte, vond ik mijn eigen, wat wazige
‘en/en’ verklaring evenwel steeds ontoereikender worden. De boeken van David
Clarke (The Angel of Mons, Phantom
Soldiers and Ghostly Guardians) en James Hayward (Myths & Legends of the First World War) verschaften nieuwe
verhelderende inzichten, vooral met betrekking tot thema’s als black propaganda, Psy Ops en – hoewel de
naam niet valt in hun werk – Project Blue
Beam. Uiteindelijk kon ik niet anders dan een poging doen om De Engel van Mons 2.0 te schrijven.
Christopher Knowles maakt op zijn blog The Secret Sun (http://secretsun.blogspot.be/2010/11/project-blue-beam-exposed.html) brandhout van het hele Blue Beam concept van Serge Monast. Net voordat Monast het conspiracy circuit van nieuwe, verbijsterende
munitie voorzag, publiceerde de man achter Star
Trek, Gene Roddenberry, een boek met een thema waar de hard core fans al ten zeerste mee vertrouwd waren, omdat het in de
jaren zeventig al verwerkt werd in een synopsis voor een Star Trek speelfilm: ‘Zijn voorstel vertelde het verhaal van een
vliegende schotel, die boven de aarde hing, en geprogrammeerd was om mensen
naar beneden te sturen die op profeten leken, onder wie ook Jezus Christus.’ En
hoe zullen de aardlingen de beelden van deze goden ontvangen? Wel, op
telepathische wijze natuurlijk.
Het kost Christopher Knowles niet de minste
moeite te bewijzen dat Monast de krachtlijnen van zijn Blue Beam verhaal aan een script voor een sciencefiction film heeft
ontleend. Of hoe een fictie opnieuw aanleiding geeft tot feiten… Anderzijds kan
er geen twijfel aan bestaan dat er een dikke klare lijn loopt tussen het
concept van de Engelen van Mons tijdens de Grote Oorlog, de Sky Projector
waarmee Harry Grindell-Matthews vooral in de jaren twintig in de weer is geweest,
de verklaringen van kolonel Herzenwirth uit 1930, het A-Force Team van illusionist Jasper Maskelyne dat ingeschakeld werd
in de Tweede Wereldoorlog, en de maar al te reële experimenten die daarna
werden uitgevoerd door de Amerikaanse en Canadese geheime diensten, maar vooral
door de CIA. Te midden van al de hysterische en soms ronduit nonsensicale
fictie van Monast duikt hier en daar ook een onomstootbaar feit op. In de jaren
zeventig vonden er nu eenmaal hoorzittingen plaats rond MK-Ultra; zie in dat
verband:
Het kan niet ontkend worden dat Artur Machen
met zijn verhaal over de spookachtige boogschutters van Mons aan de basis heeft
gelegen van een serie gelijkaardige Psy
Ops Projecten, die een periode van honderd jaar overspant. Vanuit dit
perspectief bekeken, zouden we zelfs kunnen stellen dat – uiteindelijk – Monast
de mosterd bij Machen heeft gehaald. Het aanwenden van Psy Ops technieken na de Grote Oorlog, of het experimenteren met
toepassingen van wat Machen inmiddels als de Ware Zonde beschouwde, kan dan
zeer goed verantwoordelijk zijn geweest voor zijn ontkenning dat er in augustus
1914, in Mons, zo tussen hemel en aarde, zo ongeveer gaande was wat hij in zijn
stoutere dromen al eens pleegde te dromen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten