17.10.25

Kun je een boek schrijven met iemand die al meer dan honderd jaar dood is?


In 2024 startte ik met het eerste seizoen van de erg succesvolle true crime podcast serie De Duivelseilanden, die vlot over de 6000 beluisteringen per aflevering ging. Ze behoren tot de best beluisterde afleveringen van mijn podcast Ware MisdaadNet voor we met het tweede seizoen van start gaan, stel ik je graag het boek voor dat ik schreef met Eugène Degrave... die net 101 jaar geleden overleed. Kun je een boek schrijven met iemand die al meer dan honderd jaar dood is? Ja dus.


De broers Eugène en Léonce Degrave uit Oostende worden op het eind van de 19de eeuw onterecht veroordeeld voor moord en piraterij op de Stille Zuidzee, en ze komen terecht in de strafkolonie van Frans-Guyana. Deze bestaat uit drie rotsachtige eilanden, waar op dat moment ook Dreyfus verblijft. De memoires van Eugène - Léonce stierf in het strafkamp - lezen tegelijk als een ongelooflijk avonturenverhaal en als een scherpe aanklacht tegen de Franse justitie en de gevangenissen van 'het meest beschaafde land van Europa'. Onwillekeurig denk je daarbij aan de mensonterende omstandigheden in onze gevangenissen, meer dan een eeuw later. Is er dan zo weinig veranderd? Ja dus.
 
Ik ga het boek nergens voorstellen, maar reken erop dat het via de luisteraars van Ware Misdaad ook lezers vindt. De Duivelseilanden (22,96€) is beschikbaar in iedere plaatselijke of online boekhandel, zo ook bij Standaard BoekhandelHet ebook De Duivelseilanden (12,99€) is beschikbaar in de online boekhandel 

Wie het boek bestelt via de webshop van Bookmundo hieronder en tegelijk een mailtje stuurt naar info@inter-actief waarin de bestelling bevestigd wordt, kan rekenen op een presentje: een gratis luisterboek Het Beste uit Ware Misdaad 2022  en een ebook naar keuze uit mijn reeks historische thrillers die spelen in Mysterieus België. Het gaat om deze titels: Het Bloed van het Lam, Nostradamus in Orval, Het Illuminati Complot, De Paus van Satan, De Zaak Louis XVII, Het geslacht van de engel en Een magisch-realist in Mysterieus België.


Patrick Bernauw en Eugène Degrave
De Duivelseilanden
De broers Eugène en Léonce Degrave uit Oostende worden op het eind van de 19de eeuw onterecht veroordeeld voor moord en piraterij op de Stille Zuidzee, en komen terecht in de Franse strafkolonie van de Duivelseilanden.
€22,96 Paperback





Voor alle verdere info over De Duivelseilanden
met links naar de podcast serie en een eerder achtergrondartikel 
bij de eerste aflevering van seizoen 1: 


En dit is het voorwoord van het boek:

Bij wie zich verdiept in het relaas van Eugène Degrave, rijzen vroeg of laat een aantal vragen… Hij en zijn broer kunnen best wel het slachtoffer geworden zijn van een gerechtelijke dwaling. Maar dan nog, waarom werden de beide broers zo hardnekkig vervolgd door de Franse autoriteiten, en waarom kregen ze – net zoals kapitein Dreyfus – een uitzonderingsbehandeling in het strafkamp? Waarom ook bleek het zo lastig om gratie verleend te krijgen van de Franse overheid?

Ik baseerde mij voor mijn bewerking op de Franstalige versie van Eugènes memoires, Le Bagne, die hij in zeven nachten zou hebben geschreven en waarin ik sommige passages heb geschrapt omdat ze te langdradig waren, al te pathetisch of geen nieuwe informatie bevatten. Voor de rest heb ik wel scènes gedramatiseerd, maar mij alleen vrijheden qua taal gepermitteerd, die ik zo vlot mogelijk en modern klinkend wilde krijgen, zonder het patine van de tijd helemaal te verliezen. Puur inhoudelijk heb ik weinig of geen wijzigingen aangebracht. Oké, ik liet Eugène Degrave gaandeweg de vulkanische Iles du Salut of Zaligheidseilanden omdopen tot Duivelseilanden, naar het kleinste maar bekendste van de drie: het Ile du Diable. Maar dat is het zo ongeveer. En nergens geeft Eugène Degrave ook maar een begin van een antwoord op die toch wel prangende vragen, terwijl je tegelijk het gevoel krijgt dat hij allerlei dieper liggende oorzaken suggereert. Werden Léonce en hijzelf het slachtoffer van een complot, gesmeed door de Franse overheid?

Jan Vandamme publiceerde in 1992 De Affaire Degrave-Rorique, moord en piraterij in de Stille Zuidzee, die de geruchtmakende kwestie van destijds in al haar facetten belicht. In zijn boek is ook een ‘hertaling’ van de Nederlandstalige versie van Le Bagne opgenomen, die korte tijd later verscheen: Het proces en de gevangenschap van de gebroeders Degrave (Rorique). Hij belicht uitgebreid de mythevorming rond de affaire, de rol die de media daarin hebben gespeeld, hoe de broers uitgegroeid zijn tot literaire helden in Les frères Kip van Jules Verne of het ongelooflijk succesvolle toneelstuk van Cesar van Cauwenberghe, De gebroeders Rorick-Degrave. Vandamme heeft het over de gebroeders Degrave als typische ‘fin-de-siècle personages’ en over de bredere betekenis van de affaire. Maar ook hier: geen spoor van een begin van een antwoord. En dat vinden we evenmin in Verbannen naar het Duivelseiland (1991), een hervertelling gelardeerd met persoonlijke bedenkingen, van de hand van Roger Slosse.

Des te vreemder wordt het omdat Jan Vandamme in zijn essay vrij veel aandacht besteedt aan de bemoeienissen van de toenmalige minister van Financiën, August Beernaert. Eugène Degrave vernoemt graag zijn verdedigers met naam en toenaam, en hij doet dat ook met hooggeplaatste figuren zoals de koning van Noorwegen en Zweden Oscar II, maar van Beernaert geen spoor. Nochtans is ‘de verwantschap tussen de gebroeders Degrave’ en Beernaert, volgens Vandamme, ‘het hardnekkigste gerucht’ dat destijds de ronde deed: ‘Al op 3 januari schrijft de Brusselse progressistische krant La Liberté dat Léonce het petekind is van de minister. De dag daarop bestempelt de eerbiedwaardige Journal de Bruxelles dat gerucht als een puur verzinsel. Wel bevestigt ze dat minister Beernaert, die van Oostende afkomstig is, de familie Degrave goed kent.’ Eugène vermeldt in zijn boek wel de heer Van der Cruyssen, ‘die vergat dat hij ambtenaar was’ en ‘zijn positie honderd keer op het spel zette om met verve in de voorhoede te strijden voor het leven van zijn oude vriend Léonce Degrave’. Deze Van der Cruyssen was onderbureauchef op het ministerie van Financiën, wat – zo schrijft Vandamme –  ‘de pers meteen interpreteert als een vingerwijzing van August Beernaert’. Verder luidt het als volgt, wanneer de gebroeders Degrave ter dood veroordeeld zijn: ‘De Belgische regering, die in de persoon van August Beernaert een overtuigd verdediger van de gebroeders Degrave heeft, komt nu via haar ambassadeur in Parijs officieel tussenbeide.’

Vandamme vertelt dat Eugène en twee leden van het comité eind oktober 1899 een bezoek hebben gebracht aan Beernaert. ‘Eugène belooft hem dat hij het vertrouwen dat de staatsman in hem gesteld heeft nooit zal beschamen en dat hij alles in het werk zal stellen om volledig eerherstel voor hem en zijn broer te verkrijgen.’ Hij voegt de daad bij het woord en procedeert tegen een Parijs dagblad dat zijn naam en die van zijn broer, maar ook die van Beernaert door het slijk heeft gesleurd in tal van artikelen. Het blad zal inderdaad veroordeeld worden wegens laster.

Waarom laat Eugène Degrave de minister zo uitdrukkelijk buiten beeld in zijn memoires, die hij opdraagt aan de beroemde Parijse polemiste Séverine, een andere verdedigster van het eerste uur? Uit een artikel in het Nieuwsblad over een toneelstuk dat in 2013 in Oostende zijn première beleefde, blijkt dat Eugène ook over een ander illuster persoon de discretie heeft bewaard. ‘Papillon’ fladdert op in Oostende titelt het stuk: Hét sensatieverhaal van de 19de eeuw op de planken. En een uitvergroot citaat uit een interview met de makers, stelt de kwestie aan de orde die ook mij zo intrigeerde en suggereert meteen een mogelijke verklaring: ‘Waarom waren de koning en de premier zo begaan met twee Oostendse avonturiers? Waren ze misschien koloniale verkenners?’

De makers van De gebroeders Degrave zijn de acteurs Kurt Defrancq en Jonas Van Thielen en regisseur Dirk Opstaele. August Beernaert was van 1884 tot 1894 premier van België. Hij wordt algemeen beschouwd als een van de grootste staatsmannen van België en werd ook benoemd tot minister van Staat. Hij heeft nog steeds een reputatie als mensenrechtenactivist en pacifist – in 1909 won hij de Nobelprijs voor de Vrede –, maar werd in 1876 ook lid van de pas opgerichte Association Internationale Africaine. De Onafhankelijke Congostaat – ook bekend als Congo Vrijstaat – was tussen 1885 en 1908 het persoonlijk wingewest van Leopold II en werd met de steun van premier Beernaert opgericht in 1885. Naderhand bleef Beernaert zich wel inzetten om de slavernij af te schaffen en kloeg hij de koninklijke uitbuiting van Congo aan, wat hem in onmin bracht met Leopold. Na 1894 werd Beernaert voorzitter van de Société Belge d’Etudes Coloniales en bekleedde hij verschillende bestuursmandaten in Congo-Vrijstaat.

Beernaert zou samen met de koning druk hebben uitgeoefend op de Franse regering om de gebroeders Degrave niet ter dood te veroordelen en hun gratie te verlenen. Defrancq oppert dat die politieke inmenging misschien het gevolg was van een opdracht die de broers gekregen hadden van Beernaert en/of de koning, die naarstig op zoek was naar kolonies. Kregen de Fransen in de gaten dat de Degraves eigenlijk koloniale verkenners waren geweest en reageerden ze daarop met het uitspreken van de doodstraf, en daarna met het speciale regime op de Duivelseilanden? Is dit ook de reden waarom Eugène Degrave het zwijgen bewaart over de tussenkomsten van de premier en de koning? Wellicht zullen we het definitieve antwoord nooit kennen.

De biografie van Eugène Degrave, na de publicatie van zijn memoires, leest als een verslag van twaalf stielen en dertien ongelukken. In 1902 trekt hij naar Tahiti om alsnog en finaal zijn onschuld te bewijzen, maar de expeditie strandt in de Verenigde Staten. Eugène gaat in een voorstad van Parijs wonen, samen met een rijke weduwe, en verkoopt kant. Na het verschijnen van zijn boek, wordt hij een graag geziene gast in de Parijse literaire salons. In 1903 krijgt hij een baan aangeboden in Monaco, waar hij trouwt met zijn voormalige hospita. Het jaar daarop vertrekken ze naar Venezuela, om een nieuw leven te beginnen. De kans is groot dat hij nooit met zijn voormalige hospita getrouwd is geweest, maar wel met haar jonge charmante dochter Jeanne, lezen we bij Vandamme. Dat zou dan in Trinidad gebeurd zijn, waar hij een baan had gekregen bij de havenpolitie. Eugène gaat dus weer varen, maar wanneer Jeanne ziek wordt, besluiten ze terug te keren naar Frankrijk.

Een ontdekkingsreiziger beweert in Colombia een smaragdmijn ontdekt te hebben. De man, Georges Sogler, neemt contact op met Eugène en samen vertrekken ze in 1908 naar Colombia. Het loopt verkeerd af, er lijkt sprake te zijn van een zwendel ten nadele van een voormalige vriend van Eugène – Claude Casimir Perier – en in 1912 worden hij en Sogler veroordeeld tot een flinke geldboete. Eugène houdt zijn onschuld staande, maar is wel geruïneerd. Nog in dat jaar wordt hij gearresteerd door de politie van Brussel omdat hij aan het hoofd zou staan van een bende die kerkschatten uit de kathedraal van Namen heeft geroofd. Na een goeie maand is hij weer op vrije voeten en wordt hem alleen verboden wapenbezit aangewreven.

Eugène zoekt met vrouw en kind opnieuw de anonimiteit op in de Verenigde Staten, meer bepaald in Seattle. In 1924 gaat hij nogmaals naar Colombia zijn geluk zoeken. Daar overlijdt hij op 28 juli in het ziekenhuis van een klein stadje te midden van de Colombiaanse jungle. Er hangt een waas van mysterie rond zijn dood. Eugène Degrave is amper 59 jaar geworden.

  

Geen opmerkingen:

Podcast Luisterboeken