Posts tonen met het label Onkerzele. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Onkerzele. Alle posts tonen

24.4.25

Een magisch-realist in Mysterieus België 3: Van de Zieneres van Onkerzele tot de Kroonprins van Frankrijk

 



In die vroege jaren negentig wilden Guy Didelez en ik een boek schrijven over Leonie Van den Dijck, aan wie in 1933 de Heilige Maagd verscheen, die de moord op koning Albert I voorspelde en die net voor haar dood verkondigde aan haar biograaf Gustaaf Schellinck dat haar lijk ongeschonden bewaard zou blijven. In 1972, 23 jaar later, werd zij opgegraven… en ja hoor.

Om ons boek te kunnen schrijven, hadden we de biografie van Gustaaf Schellinck nodig, enkele honderden gestencilde pagina’s die nergens meer te vinden waren. Guy en ik staakten na lang zoeken onze queeste… wellicht op een donderdag. Want op vrijdag was er een feestje van de uitgeverij, stond ik aan te schuiven aan het buffet, raakte ik aan de praat met Jacques Van Mello, die onze boeken naar de boekhandel bracht… en die het hele typoscript op zijn zolder liggen had.




De Tweede Synchroniciteit om U tegen te zeggen, in nauwelijks twee jaar tijd! 

Guy en ik schreven Het Orakel Ontgraven en De Moord op Albert I, later herwerkten we die historische thriller voor jongeren tot Het februaricomplot. Nog later schreef ik de opnieuw bijgewerkte versie voor een volwassen publiek, Het Illuminati Complot.

Zonder deze twee synchroniciteiten op rij, in het begin van mijn schrijverscarrière, had die carrière er ongetwijfeld heel anders uitgezien… en zou ze misschien nooit echt van de grond gekomen zijn.

 



Toen waren er bijna twintig jaar lang geen betekenisvolle coïncidenties van enige betekenis meer te bespeuren… Tot ik in 2012 mijn historische faction thriller De Zaak Louis XVII voorstelde, tijdens de Gentse Feesten, in de ontwijde Parnassus kerk.

 



Dat hele verhaal was gebaseerd op feiten, mij aangeleverd door Jürgen Schalck van ‘de Familie’. Aan de hand van allerlei historisch materiaal beweerden de familieleden tot de afstammelingen te behoren van de Franse kroonprins, die tijdens de Revolutie zou zijn omgekomen… maar in werkelijkheid was ondergedoken in Vlaanderen.






In het zeer feitelijke dossier van De Zaak Louis XVII smokkelde ik één fictief element binnen: dat Franciscus Rombaut – in werkelijkheid Louis XVII – aan Hendrik Conscience had gevraagd zijn biografie neer te schrijven. Dan kon hij die als een soort levensverzekering voor hem en zijn nazaten achter de hand houden. Om de correspondentie tussen Conscience en Rombaut geloofwaardig te maken, had ik dit boek tot mijn beschikking.


We hebben een week lang met de Bende van de Boonaparten in Gent gespeeld. Na afloop van de Gentse Feesten kuier ik De Slegte binnen, niet echt op zoek naar iets specifieks… en vind daar dit boek van Conscience. Eigenlijk is dit voor een groot stuk het boek dat ik meende verzonnen te hebben, en dat ik verwerkt had in De Zaak Louis XVII, de roman die ik net aan pers en publiek had voorgesteld. Schreef Conscience werkelijk een sleutelroman over de ondergedoken Franse kroonprins en zijn Familie?

Deze vondst vormde een soort intermezzo, een brugje naar mijn Tweede Periode van Synchroniciteiten.



Alles & zelfs nog ietsje meer over deze kwestie
leest u in mijn nieuwe boek

Een magisch-realist in Mysterieus België, 
het Boek der Synchroniciteiten







9.3.18

Leonie Van Den Dijck, de Zieneres van Onkerzele


In 1993 publiceerden Guy Didelez en ikzelf Het Orakel Ontgraven, het boek over de eenvoudige volksvrouw uit Onkerzele bij Geraardsbergen, aan wie in 1933 de Maagd Maria verscheen, die het middelpunt werd van Zonnewonderen - we zouden het nu UFO-fenomenen noemen -, die het dodelijk ongeval van koningin Astrid zou voorspeld hebben en de moord op koning Albert (I), en nog zoveel meer. Klap op de vuurpijl was haar voorspelling, in 1949, vlak voor haar dood, dat haar lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. In 1972 werd zij opgegraven, in het bijzijn van een paar cameraploegen, en ziedaar...





Als jongetje van tien zag ik de reportage die Jan Van Rompaey maakte over de opgraving, voor het legendarische televisiemagazine Echo. Misschien ligt hierin wel een gedeeltelijke verklaring voor mijn fascinatie voor Mysterieus België. De ongelooflijke geschiedenis van Leonie Van Den Dijck zou ook de aanleiding zijn voor een aantal boeken over 'de moord op Albert I'. Nu, een kwarteeuw na Het Orakel Ontgraven ben ik nog eens in mijn herinneringen gedoken om het verhaal van Nieke te vertellen, in twee afleveringen van de podcast Mysterieus België. Daarna komt uiteraard nog de historische thriller rond Albert I aan bod. Heel deze historie, van Onkerzele tot Marche-les-Dames, staat ook uitgebreid beschreven in Het Illuminati Complot.

Listen to "De Moord op Albert I, lezing door Patrick Bernauw" on Spreaker.


Voor de tweedelige reeks citeerde ik een aantal geluidsfragmenten uit de reportage van Jan Van Rompaey (BRT, 1972), een amateurfilm die gemaakt werd van de opgraving (1972), een Nederlandse documentaire over paranormale verschijnselen en spiritsme (Parallax, 1987, Veronica Omroep Organisatie) en een reportage van Peter Van Camp (VTM, Telefacts, 1993) gemaakt naar aanleiding van het boek en het daarop gebaseerde toneelstuk, in een regie van Anton Cogen. 

Sponsor Mysterieus België via Patreon en het ebook Het Illuminati Complot wordt een van de vele cadeautjes die je krijgt.

Voor een lezing/vertelling over een thema van of een stadswandeling/stadsspel in Mysterieus België, stuur een mailtje naar patrick.bernauw@skynet.be 

Het Orakel Ontgraven werd ook gedeeltelijk gepubliceerd op het web:

Uit "Het Orakel Ontgraven":




28.6.14

Vertelling "De Moord op Albert I" op de Gentse Feesten


De reservaties voor de lezing op 21 juli lopen al vlotjes binnen, en de plaatsen zijn beperkt. Zorg dat u erbij bent:

In 1949 verklaarde Leonie Van den Dijck uit Onkerzele, een dorpje bij Geraardsbergen, dat haar lichaam na haar dood niet tot ontbinding zou overgaan. Eerder had de zieneres van Onkerzele al verschijningen van de Maagd Maria gehad, waren er om haar heen UFO-fenomenen opgetreden, en had ze onder andere voorspeld dat koning Albert vermoord zou worden.

De officiële versie van de feiten met betrekking tot de dood van de Ridder-Koning, in februari 1934, in Marche-les-Dames, werd al van in het begin betwist. Een ongeval kan het onmogelijk geweest zijn. Werd Albert I dan het slachtoffer van een passioneel drama? Of van een politiek complot? Het spoor dat schrijver Patrick Bernauw volgde in zijn meest recente boek over de kwestie  leidt naar de Rex-beweging van Léon Degrelle... Verwacht u niet aan een saaie lezing, maar eerder aan een passioneel vertelde historische thriller!

Deze vertelling maakt deel uit van het Festival "Duivelskunstenaars" van de Theater- en Filmschool Stijn Brouns, Sleepstraat 210 D, Gent. Wees erbij, op maandag 21 juli, om 18 uur! Toegang: 7,50 euro. Uitsluitend op reservatie, via het Uitbureau.

Deze vertelling wordt ondersteund door het Vlaams Fonds voor de Letteren.



26.4.11

04. De Zonnewonderen - of: De Ufo's van Onkerzele, Deel 2



1956. Een wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het wonder van de wenende madonna uit Newcastle natuurlijk verklaarbaar is. Het gipsen beeld was aan de voorkant geverfd en hing met de achterkant tegen een onbehangen muur die zeer vochtig was. Het gips zoog het vocht op uit de muur, en door oververzadiging drong het water aan de voorkant van het beeld via het linkeroog naar buiten.

1959. In de overwegend communistische industriestad Terni in Italië verschijnt de Heilige Maagd aan een jongen en een meisje. Haar laatste verschijning zal worden begeleid door een wonder. Op de dag van de afspraak verklaren de talrijke aanwezigen 'een rechthoekig licht' te hebben gezien, dat zich 'uit de volle maan losmaakte' en afdaalde naar de aarde. Later geven de kinderen toe dat ze het verhaal van de verschijning hebben verzonnen.

1968. De Heilige Maagd wordt, in een witte wolk, gefotografeerd boven de Koptische kerk van Zitoen, in een buitenwijk van Kaïro. De foto vertoont een wazige mensenfiguur van fluorescerende aard, die boven de donkere koepel van de kerk zweeft. De verschijning van de Heilige Maagd, die af en toe een zegenend gebaar maakt, duurt meer dan twee uur. De duizenden gelovigen die haar waarnemen, kunnen haar trekken niet onderscheiden 'omdat het is alsof men in de zon kijkt'.

1970. J.D.M. pr. over de verschijningen van San Damiano: 'Wanneer men denkt aan de kracht van de nieuwe wapens en aan de materialistische goddeloosheid van degenen die erover beschikken, aan het slop waarin de moderne beschaving vastloopt met haar wurgende overvloed aan materiële zaken en met haar storende invloed op het menselijk evenwicht... Wanneer men denkt aan de straf en aan de "tijden" die voorspeld worden... De wereld verkeert in nood en de goddelijke liefde doet een uiterste inspanning om hulp te verlenen, daar waar het gevaar voor ondergang ook uiterst groot is geworden.'







18 december 1933. Een kille, nevelige ochtend... De mist hangt niet helemaal tot tegen de grond, maar alles ziet er grijs en grauw uit.

Hoewel er al een tweetal maanden geen verschijningen meer genoteerd worden, is er ook die ochtend veel volk op de been in Onkerzele. De bedevaartgangers komen voortdurend uit alle richtingen opdagen. Schattingen lopen uiteen van 20.000 tot 35.000 personenn. Een enorme massa voor een dorpje dat slechts 2.500 inwoners telt. In de menigte bevindt zich Gustaaf Schellinck, die al omstreeks 9 uur in Onkerzele aankwam.

Niemand weet dat er die dag iets speciaals te gebeuren staat, tenzij misschien Leonie Van den Dijck. Drie weken later zal ze Schellinck vertellen wat ze die ochtend meemaakte.. .



Leonie was naar de eerste mis gegaan en had gebeden voor het altaar van de patroonheilige van de parochie, Martinus.

'Opeens zie ik de zon schitteren en pinkelen op het altaar, weerkaatst in de kandelaars. De zonnestralen komen echter van den verkeerden kant op het altaar vallen. Ze komen uit het westen, en het is nog zeer vroeg in de morgen.'

Onzeker keek Leonie rond, terwijl de blikken van de aanwezigen op haar gevestigd waren, 'als vraagtekens'. Toen stak er plots 'als het ware een windbui op', die de bloemen rond het altaar stevig door elkaar schudde.

In de overtuiging dat er iets bijzonders zou gebeuren, verliet Leonie de kerk en liep ze naar de karpel. Veel mensen volgden haar. Terwijl ze in de kapel bad, werden ook daar de bloemen flink door elkaar geschud.



Op de voet gevolgd door de menigte, verliet Nieke de kapel en wandelde ze naar huis. Aan Jan Boon, de latere directeur van het NIR (de huidige VRT) en op dat ogenblik een bekend redacteur van de krant De Standaard en een expert op het gebied van religieuze verschijningen, verklaarde ze dat er die dag in Onkerzele ofwel een mirakel zou gebeuren ofwel iets met de zon. Op haar verzoek beloofde Boon het nieuws voor zich te houden. Een absurde vraag eigenlijk, want Nieke was op dat ogenblik omringd door een massa volk. Boon zou zijn belofte evenwel dadelijk breken, want hij stapte naar de pastoor om hem de boodschap over te brengen. Misschien was het deze indiscretie van Jan Boon die Nieke ertoe aanzette een betrouwbare secretaris te zoeken.


Later op de dag werd ze bij de pastoor ontboden en zag ze op de trap naar de kapel het personage dat ze identificeerde als de aartsengel Michaël.



Tot dusver kunnen we de fenomenen die zich in Onkerzele voordeden, gemakkelijk afdoen als een sterk staaltje van massahysterie, typerend voor dergelijke volkstoelopen. Er zijn met betrekking tot de verschijningen weinig of geen eensluidende, objectieve verklaringen vastgelegd.

Met het Zonnewonder van 18 december 1933 ligt dat anders. Verscheidene verslagen van ooggetuigen bleven bewaard en alle gaan ze min of meer dezelfde richting uit. Blijkbaar heeft ook de Kerk dit 'teken' ernstig genomen, want vanuit het bisdom vertrok een oproep aan de gelovigen om te getuigen over het Zonnewonder dat zich die dag zou hebben voorgedaan.

Gustaaf Schellinck zag het als zijn 'strenge plicht' gehoor te geven aan de oproep van de bisschop, zodat we in zijn logboek het 'ooggetuigenverslag' terugvinden dat hij op 20 december 1933 naar de pastoor van Onkerzele stuurde. We geven zijn woorden hier enigszins aangepast weer, om de tekst leesbaar te houden.

Ik bevond mij met mijn vrouw voor de kapel en de grot; meer bepaald voor de rechtertrap, midden op defwegtussenideze trap en het hoekhuis daartegenover. Wij stonden daar reeds geruime tijd. Het volk was z() dicht opeengepakt dat niemand een voet kon verzetten.

Plots, het zal zo rond 10 uur geweest zijn, wezen enkele omstaanders naar de zon. Op dat ogenblik werd het muisstil. Mijn vrouw en ik keken in de aangeduide richting. Waar het tot dan toe mistig was gebleven, zagen wij de zon duidelijk op die wijze zoals ze gewoonlijk voor het eerst de mist komt doordringen.


Op hetzelfde moment zag ik de zon tot vijfmaal toe een kruis 'uitschieten'. Onmiddellijk dqarop werd zij als door een geheimzinnige macht gegrepen en naar het westen geworpen. Deze verschuiving bedroeg ca. 1,50 meter (volgens maatstaf op de haag en de bomen langs de overzijde van de steenweg). Van op deze plaats werd de zon weer naar het oosten gedreven, omtrent één meter, en daarna weer naar het westen, weer omtrent 1,50 meter. Dat wondere verschijnsel duurde een vijftal seconden. Er kwam een onbeschrijfelijte angst over mij. Ik vreesde voor een natuurramp.


De zonneschijf had een diameter die wel tweemaal zo groot was als normaal. Toen schoten uit de zon een ontelbaar aantal pijlen of stralen van verschillende kleuren. Zij leken op ontploffende vuurpijlen waarvan de rook in verschillende kleurschakeringen in de lucht bleef drijven. Eerst nam ik drie grote vlekken waar in heldere grasgroene kleur. Deze vlekken hadden een moeilijk te beschrijven vorm en waren ongeveer 2,50 vierkante meter groot (altijd naar dezelfde maatstaf). Daarna zag ik ook kastanjebruine vlekken, grotere maar ook kleinere dan voornoemde.


Ik keek weer naar de zon en gans verschrikt zag ik een mannengezicht in de zonneschijf. Het gezicht leek mij vijftig tot zestig jaar oud, had kort grijs haar en keek toornig. In de veronderstelling dat het werkelijk een persoon geweest zou zijn, had men hem zo kunnen beschrijven: de rug naar het westen, het gelaat van het zuiden naar het noorden gekeerd, in liggende of zwevende houding.


Ik keek weer weg van de zon na, verschrikt, een vijftal seconden dat beeld bekeken te hebben. Ondertussen was er beweging gekomen in de massa volk rondom ons. Er werd naar de zon gewezen en er werd geroepen: 'Zie... de zon!'


Opnieuw, als aangezogen, keek ik naar de zonneschijf en ik zag een kleinere schijf die een deel van de zon bedekte. Het onbedekte deel bleef lichten. Die kleinere schijf nam een draaiende beweging aan. Nu eens waren deze omwentelingen traag, dan weer sneller, zo van 3 à 4 tot 7 à 8 omwentelingen per seconde, en zo altijd maar opnieuw, trager en sneller. Tijdens het draaien van de kleine schijf over de grotere zonneschijf nam ik zeer duidelijk zonnetrillingen waar met een plotse uitbarsting van een oneindig aantal lichtsprankels.

Terwijl dat verschijnsel voortduurde, hing de lucht vol met donkergroene, grasgroene, rode, mauve, gele en andere vlekken. Die gekleurde massa's hingen niet meer zo hoog als in het begin; het was juist of het kleurenwolken regende of sneeuwde.

Ondertussen was er groot tumult ontstaan onder het volk. Er werd overal geroepen en gewezen naar de zon en naar de gekleurde wolken, die neerdaalden tot op de akkers en de weiden. De zon was nu veel heller geworden, want de lucht klaarde op. Mijn vrouwen ik klauterden de steile helling op, om nogmaals naar haar te kunnen kijken, want zij was achter die helling weggezakt, tussen de grot en de kerk...


Schellinck beschrijft verder hoe er een tumult onder de massa ontstond, zo hevig dat vele bewoners uit de omliggende gemeenten kwamen kijken wat er in Onkerzele aan de hand was. Ze waren nog net op tijd om de laatste fase van het Zonnewonder mee te maken, dat blijkbaar uitsluitend op het grondgebied van Onkerzele werd waargenomen.

Hoewel iedereen het erover eens is dat de zon die dag vreemde kuren vertoonde, blijven de verslagen van de ooggetuigen wat de details betreft tamelijk uiteenlopend.

'Het is klaar uitgemaakt dat niet iedereen heeft gezien wat ik hier heb neergeschreven,' zegt Schellinck. 'De massa heeft slechts de draaiende schijf voor de zon gezien en de kleurenwolken. Toch moet er nog een aanzienlijk ander getal mensen zijn die wondere dingen in en rond de zon hebben kunnen waarnemen. Zo heb ik gehoord dat er waren die op een gegeven ogenblik een groot kruis, liggende onder de zon, konden waarnemen; anderen zagen op zeker ogenblik een grote kelk onder de zon.'

In zijn boek Ufo's in het verleden merkt Julien Weverbergh op dat Onze Lieve Vrouw in Onkerzele op 8 december had aangekondigd dat zij op 18 december, de dag van het Zonnewonder, opnieuw zou verschijnen. De overeenkomst met Fatima is frappant, vindt hij. Noch in de brochure De verschijningen van Onkerzele - Onze Lieve Vrouw bij de Vlamingen van de enigmatische Richard, noch in de anonieme publikatie De Zienster van Onkerzele, noch in de biografie van Gustaaf Schellinck vinden we deze toch zeer belangrijke boodschap terug. Indien de Heilige Maagd haar terugkeer op 18 december had voorspeld, zou dit een tweede aanduiding zijn dat Leonie Van den Dijck vooraf wist dat er zich die dag iets als een Zonnewonder moest voltrekken.

Weverbergh haalt vervolgens een getuigenis aan van prinses M. de Croy, telg van een beroemde adellijke familie die volgens André Van Bosbeke in Ridders van nu tot 'de crème de la crème van de Belgische katholieke topadel' behoort. Samen met de families de Merode, de Liedekerke, de Ligne, de Limburg-Stirum, d'Oultremont en de Jonghe d' Ardoye stond de familie de Croy 'aan de wieg van het koninkrijk België'. Deze families zijn van oudsher nauw verbonden geweest met het vorstenhuis 'en controleren nog altijd in belangrijke mate deze natie'. De relaties met de Belgische katholieke Kerk vormen daarbij prioriteit nummer één.

Dat prinses de Croy aanwezig was bij het Zonnewonder is een zeer interessante constatering, vooral in het licht van de voorspellingen van Leonie Van den Dijck, die kort daarop zouden volgen, over de lotgevallen van het vorstenhuis. Waren de contacten die zij beweerde te hebben met de Belgische en Franse adel dan toch niet helemaal uit de lucht gegrepen?

'De burgemeester had ons toegestaan de kleine ommegang rond het kapelletje, dat de grot overschaduwt, binnen te gaan,' herinnert prinses de Croy zich. 'Zo waren wij heel dicht bij de zienster, maar de zon was voor ons onzichtbaar. Op een gegeven ogenblik, het was kort voor de middag geloof ik, riep men in de massa: "De zon verandert!" Ik heb het gangetje verlaten en ben de trap afgedaald om te zien wat er gebeurde.'

Prinses de Croy zag 'een bleekgouden winterzon die men op dat ogenblik zonder veel moeite kon aankijken'. Ze nam duidelijk een schijf waar 'zoals een grammofoonplaat, die de zon verduisterde'. De mensen om haar heen beweerden dat deze schijf draaide, maar volgens de prinses leek ze veeleer te beven. De schijf viel niet volkomen samen met de zonnerand, 'maar overschreed die nu eens aan de ene, dan weer aan de andere kant en verleende de zon een zilverkleurig half aureool. Terzelfdertijd waren er gouden, mauve en roze wolken en vlekken van dezelfde tinten over de me-nigte en het landschap.'


Volgens Julien Weverbergh waren de Zonnewonderen in Onkerzele hiermee nog lang de wereld niet uit. Bij Schellinck noch in de twee brochures over de gebeurtenissen in Onkerzele hebben wij een spoor teruggevonden van andere Zonnewonderen. Schellinck rapporteert wel een soortgelijk voorval dat zich op 21 januari zou hebben voorgedaan, en dat door een achthonderd bedevaarders zou zijn waargenomen.

In Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck draagt het vijfde hoofdstuk de titel 'Drie zonnewonderen', al vermeldt men er vier: 18 december 1933, 6 januari 1934, 21 januari 1934 en 23 februari 1934. Van een Zonnewonder op 6 januari wordt schriftelijk alleen nog gerept door - alweer - prinses de Croy, in een brief aan een Frans religieus tijdschrift de dato 6 februari 1934, waarin zij ook verslag uitbrengt van het fenomeen van 18 december.

Van al deze Zonnewonderen zijn het eerste en het laatste de belangrijkste. Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck bevat bovendien een ongedateerde foto van één van deze Zonnewonderen, waaruit nogmaals een duidelijke overeenkomst blijkt met de bekende ufo-fenomenen.

Eveneens in Het Wonderbare Leven treffen we de getuigenis aan van een reisleider, een zekere A.V., betreffende het laatste Zonnewonder op 23 februari 1934. Weverbergh neemt dezelfde getuigenis op. Reisleider A.V. stond met zijn ervaring van de 23ste februari overigens lang niet alleen, want op dat ogenblik was ook Jan Boon van De Standaard weer van de partij.

Volgens Weverbergh is het verslag van de reisleider, zoals hij het weergeeft, gebaseerd op een ondervraging door een Gentse ufo-kring in de jaren zeventig. In Het Wonderbare Leven vinden we geen bronvermelding terug.

Even bevreemdend als het stilzwijgen van Niekes getrouwen van het eerste uur, is dat het laatste Zonnewonder zich zou hebben gemanifesteerd op de dag van de troonsbestijging van Leopold lIl, slechts een paar dagen na de door Leonie Van den Dijck voorspelde dood van koning Albert. Leonie had trouwens een heel speciale band met Leopold lIl, zoals later nog zal blijken.

Ziehier het relaas van reisleider A.V.:

De hemel was zwaar bewolkt en er lag een weinig sneeuw. Er was een enorme volkstoeloop. De heer Jan Boon, hoofdredacteur van De Standaard, die ik er dikwijls ontmoette, verzekerde mij dat er meer dan 15.000 mensen waren.

Rond de middag, gedurende de eedaflegging van Leopold III, luidden de klokken te Onkerzele, te Geraardsbergen en op al de kerktorens in de omgeving. Nieke Van Dijck en misschien nog andere zieners waren in extase in of rond de kleine kapel. De menigte bad vurig onder de leiding van ik weet niet wie.

Eensklaps roept de voorbidder: 'Laat ons bidden voor de koning opdat hij zijn zwaar kruis met moed drage!'

Kort daarop roept een mannenstem: 'Tragische dood van de koning en de koningin... verdwijnen van de dynastie...'

(Deze bizarre woorden, die betrekking hebben op Leopold en Astrid - koning Albert was immers al overleden - krijgen een wel heel indringende betekenis, als we ze vergelijken met de voorspellingen die Leonie in deze periode deed. Zoals we later zullen zien, voorspelde zij inderdaad het tragische ongeval van koningin Astrid en voorzag zij ook voor Leopold III een voortijdige dood, in een visioen dat één van haar 'missers' zou blijken.)

Plotseling roept men: 'Rozegeur, rozegeur!' Honderden vallen op de knieën en duizenden zingen uit volle borst 'Magnificat'.

Ik bevind mij op de hoogte aan de kerktrappen, want de kerk staat op een heuvel. Een oud vrouwtje wijst in de lucht en roept: 'Een kruis in de zonne!' Iedereen kijkt in de lucht en velen roepen: 'Kijk, kijk... Ziet eens!'

Ik ook kijk in de lucht, die grijs, donker en gesloten is. Geen zon te zien. Een klant van mij pakt me bij de arm en roept: 'Daar, daar! Maar kijk dan toch!' Ik zie niets en denk: nu zijn al die mensen zot geworden.

En dan, plotseling, zie ik die grijze gesloten lucht opengaan... Drie ronde wolkjes vormen zich. Eén boven, wat lager één links en één rechts. De plaats tussen die wolkjes is helderblauw en daarin verschijnt de zon, zo schitterend dat ik ze niet kan bezien.

Een parelgrijze schijf daalt uit de bovenste wolk, plaatst zich voor de zon en verbergt die felle schittering. Die schijf begint te draaien, eerst langzaam, dan sneller en sneller... Lichtstralen komen van achter de schijf en vormen een grote Y in de lucht. De drie wolken worden donkerrood en een regen van bloedrode grote tranen sijpelt eruit. Ze vallen naar beneden maar verdwijnen voor ze de aarde raken.

De mensen roepen: 'Het regent "rozen... rozegeur... rozegeur!' Ik zag of rook geen rozen. Alleen dikke, rode bloedtranen zag ik vallen.

Geheel de hemel is nu helderblauw geworden; de schijf blijft draaien voor de zon die groter en groter wordt... enorm groot... zij schijnt op ons te zullen vallen... 't wordt stikkend heet!

Duizenden mensen liggen op de knieën met gestrekte armen naar de hemel gericht en jubelend klinkt het 'Magnificat'. De zon vermindert van omvang en klimt langzaam hoger, wordt kleiner en kleiner, beschrijft een grote boog boven de kerk.

Ik loop het wegje op naast het kerkhof, dat veel hoger ligt, en zie de zon met nog steeds draaiende schijf verdwijnen, dit boven Geraardsbergen - zo klein als een halve koperen cent. Nu is het uitspansel weer even donkergrijs gesloten als voor dit zonnewonder, dat ongeveer 10 tot 15 minuten duurde.

Duizenden mensen met mij hebben toen dit zonnewonder gezien. Wat het betekent weet ik niet. Niet iedereen zag juist hetzelfde als ik. Sommigen zagen een regen van geurende rozen. Mijn vrouw en onze vier nog kleine kinderen zagen ook het zonnewonder - allen spraken van rozegeur. In plaats van bloedende wolken zag mijn vrouw een grote paternoster 'waarvan de bolletjes rozen waren'.



Zonnewonderen komen wel meer voor. Een van de bekendste is wellicht dat van Fatima in Portugal. Zowel de Kerk - zeer voorzichtig geworden wanneer het om moderne mirakels gaat - als bepaalde paranormale vorsers die gewoonlijk niet bang zijn voor een opzienbarende stelling meer of minder, hebben zo hun bedenkingen bij dit soort fenomenen.

Robert Charroux haalt in Le Livre des Maîtres du Monde een artikel aan van professor in de theologie Formigao, gepubliceerd in het katholieke blad Fatima. Daarin schrijft deze kanunnik dat hij in Fatima uitsluitend een 'vermindering van zonlicht' heeft geconstateerd, volgens hem 'een onbelangrijk fenomeen'.

Charroux stipt voorts nog aan dat van de 30.000 aanwezigen, onder wie talrijke journalisten, niemand een foto heeft kunnen nemen van het Zonnewonder in Fatima. 'Het betrof dus een collectieve hallucinatie,' concludeert hij.

Vermeld dient wel dat Charroux en Formigao het hebben over een Zonnewonder in september 1917, terwijl het bekendste Zonnewonder dat van oktober 1917 was.

Hoe dan ook, de parallellen tussen wat gezien of gehallucineerd werd in Fatima en in Onkerzele, zijn bijzonder treffend.



Op 13 mei 1917 hoeden drie kinderen hun schapen in de heuvels van Midden-Portugal. De tien jaar oude Lucia dos Santos, haar zevenjarige nicht Jacinta en haar neefje Francisco van negen jaar zien plotseling twee verblindende lichtstralen, afkomstig uit een afgeknotte eikeboom vlakbij. In het midden van de 'lichtbol' zweeft een wondermooie vrouw. De kinderen verstijven van schrik.

'Wees niet bang,' zegt de Dame van Licht, 'ik zal jullie geen kwaad doen. Kom iedere dertiende dag van de maand naar deze plek, tot in oktober, wanneer ik jullie een groot en verschrikkelijk geheim zal onthullen.'

Hoewel hun ouders geloven dat ze alles verzonnen hebben en de kinderen op een pak slaag trakteren, keren Lucia en haar neefje en nichtje - vergezeld van vijftig nieuwsgierige dorpelingen - op 13 juni, omstreeks het middaguur, terug naar de heuvel. Ze knielen, bidden... en daar is ook de mooie stralende vrouw weer, die zegt dat Jacinta en Francisco spoedig 'naar de hemel zullen worden geroepen', maar dat Lucia in leven zal blijven om een boodschap te verkondigen.

De volgende verschijning vindt plaats op 13 juli voor meer dan 5.000 mensen, van wie alleen de drie kinderen de Mooie Dame kunnen zien. Zij waarschuwt nu voor een wereldramp nog erger dan de Eerste Wereldoorlog: 'Een helder, onbekend licht zal het teken van God zijn dat Hij op het punt staat de volkeren van de wereld te straffen voor hun misdaden.'

De kinderen krijgen een nieuw pak slaag en worden zelfs in de gevangenis gezet, omdat ze de naam van God ijdel gebruikt hebben en de volwassenen de stuipen op het lijf hebben gejaagd. Maar op 13 september zijn er 30.000 mensen op de afspraak en zou er volgens sommigen een eerste zwak Zonnewonder plaatsgevonden hebben.

Tijdens haar laatste verschijning, op 13 oktober 1917, zal de Dame van Licht een groot wonder laten gebeuren en zal Lucia aanwijzingen over het lot van de mensheid ontvangen.

'Een enorme menigte, die volgens schatting 70.000 personen omvatte, waaronder journalisten, geleerden, politici, religieuze hoogwaardigheidsbekleders, politie -en legerofficieren, was op de plaats van de onverwachte verschijning onder een stromende regen bij elkaar gekomen,' schrijft Julien Weverbergh in Ufonauten in opmars. 'Even voor het aangekondigd uur U - om 12 uur 's middags - hield het plotseling op met regenen, de wolken verspreidden zich, de zon verscheen en toen maakte zich een schijf van de zon los, en draaide als een razend wiel om haar as. Vervolgens stond de menigte afwisselend in een rode, gele, blauwe en paarse gloed. Na drie keer hetzelfde gebeuren stortte de zonneschijf zigzaggend omlaag. Ook de spotters en sceptici die zich in de menigte bevonden gingen toen van angst of vrees op de knieën.'

Terwijl dit gebeurde, sprak de Maagd tot de kinderen  - en alleen de kinderen konden haar horen - over 'een kolossale vernietiging door ziekte en vuur'. De natuur zou protesteren tegen het kwaad dat de mens veroorzaakt had, door de aarde te laten beven. Niet lang daarna stierven Jacinta en Francisco. Lucia werd non en bereidde zich voor op toekomstige waarschuwingen van de hemel.

'In 1927 vertelde ze dat Christus haar had bezocht en dat Hij haar bij die gelegenheid had gevraagd zich voor te bereiden op de laatste en gewichtigste boodschap van allemaal,' lezen we in de anthologie Toekomstvoorspellingen. 'De Dame zou haar die op een zeker tijdstip in het jaar 1960 brengen. Voor die dag aanbrak, gebeurde er iets dat leek op de waarschuwing uit een van de verschijningen van Lucia. In de nacht van 25 januari 1938 was het noorderlicht over heel West-Europa te zien. De heldere bundels groen, violet, geel en vlammend rood, die sporen van licht in de hemel trokken, deden de mensen denken aan de woorden die de madonna 21 jaar tevoren had gesproken, toen ze Lucia had voorspeld van "het heldere licht bij nacht" .'

De boodschap die haar in 1960 door de Dame werd gebracht, wilde Lucia alleen aan de paus onthullen. Dat deed ze zeven jaar later. De legende wil dat Paulus VI verbleekte en zich van haar afwendde. Hij heeft de inhoud van de boodschap nooit bekendgemaakt.



In de zomer van 1937 merkte Gustaaf Schellinck dat Leonie Van den Dijck geregeld de lucht afspeurde. Toen hij haar daarvoor een verklaring vroeg, vertelde ze hem een teken van God te verwachten dat een naderende wereldramp moest aankondigen. Enkele maanden later was het zover: 'Op bepaalde ogenblikken scheen de lucht als een vuurzee. Overal, het hele land door en ook in andere landen was dat teken te zien.'

Toen de kranten met een wetenschappelijke verklaring voor het verschijnsel kwamen - het noorderlicht - schoot dat bij Leonie in het verkeerde keelgat: 'Laat ze maar babbelen en schrijven; die slimmeriken weten het toch altijd best. (...) Op voorhand weten ze niets, juist gelijk bij 't zonnewonder in 1933, maar nadien weten ze alles.'

Het Zonnewonder van Onkerzele was inderdaad ook uitgebreid in de kranten aan bod gekomen. Toen had Leonies reactie op de mening van journalisten en sterrenkundigen, die beweerden dat een en ander op een natuurlijke wijze te verklaren viel, zo geklonken: 'Ja, die geleerde bollen... Als ze dat wisten, waarom hebben ze dat dan niet op voorhand besproken en aangekondigd?'

Schellinck voegt eraan toe dat ook in Fatima het Zonnewonder niet door de wetenschappers werd aangekondigd.

Tijdens een visioen op Goede Vrijdag 1940 zou Leonie nogmaals spreken over een teken dat de nakende oorlogsgruwel moest voorspellen. Toen Schellinck haar op Pasen opzocht, vroeg ze hem of hij het teken nog niet gezien had. Hij antwoordde ontkennend en zij deelde hem mee dat ze over de hele wereld golven had zien neerdalen, 'lichtende schichten die in alle richtingen de aarde als in een web omprangen' .

'Dat waren de zogenaamde "elektrische golven" of "magnetische stormen",' schrijft Schellinck: 'Ze hebben storingen over de hele wereld veroorzaakt, hier en elders, maar in Amerika moet het nog erger geweest zijn met die golven die op het telefoonnet, de telegraaf, radio enz. zeer krachtig hebben ingewerkt en zulkdanige stoornissen hebben teweeggebracht, dat het volk ginder met panische schrik bevangen is geweest. (...) Dat is het derde teken, (...) na het zonnewonder en het noorderlicht dat niet op voorhand aangekondigd is geweest, noch door de pers, noch door de radio.'














14.3.11

01. Gustaaf Schellinck, biograaf


De Verenigde Staten van Amerika, 30 oktober 1938. Halloween.



Na het weerbericht schakelt de radiozender CBS dadelijk over naar het Park Plaza Hotel, waar het orkest van Ramon Raquello er lustig op los swingt. Tot het programma wordt onderbroken door een extra nieuwsbericht: op de planeet Mars werden ongewone gaserupties waargenomen. Korte tijd later blijkt er een groot vlammend voorwerp neergestort te zijn bij Grover's Mill in New Jersey.


De plaatselijke correspondent Carl Phillips brengt live verslag uit van op de plek van het onheil. Een Martiaan wringt zich uit het ongeïdentificeerd vliegend object en zet de hele omgeving in lichtelaaie. Het Rode Kruis, acht bataljons infanteristen, de Amerikaanse luchtmacht... allen staan machteloos tegenover de Martiaanse invasietroepen. De eerste interplanetaire oorlog is een feit...


Tot zover een hoorspel van Orson Welles, naar de SF-roman The War of the Worlds van H.G. Wells. Een Halloween-grapje, dat zich zoals elke geslaagde mystificatie afspeelde in het slecht gemarkeerde grensgebied tussen waarheid en bedrog. Twee miljoen Amerikanen geloofden dat het wérkelijk zover was... Wellicht was het nooit tot deze massahysterie gekomen, als er geen reële voedingsbodem had bestaan voor allerlei gevoelens van sociale onlust en onveiligheid. In Europa dreigde een tweede wereldoorlog, in Spanje woedde een burgeroorlog en zelf hadden de Amerikanen net een zware economische crisis achter de rug.

‘We hebben hier een prachtige gelegenheid om te zien hoe een legende wordt gevormd en hoe in voor de mensheid moeilijke en donkere tijden een wonderbaarlijk verhaal ontstaat over een poging tot interventie door buitenaardse “hemelse machten”,’ schreef Carl Gustav Jung.



 
In januari 1992 raakten wij geïntrigeerd door de bladzijden die Emiel Ramoudt aan  'de zieneres van Onkerzele' wijdde in zijn boek Mens zonder grens. Leonie Van den Dijck was haar naam.


'We hebben Leonie Van den Dijck niet meer persoonlijk gekend, wel haar biograaf en diens echtgenote uit Aalst,' schrijft Ramoudt. 'Deze mensen hebben Leonie gedurende zestien jaar van dichtbij gevolgd en trouw alles opgetekend wat in haar boeiend leven gebeurde. We kregen het "Handschrift" ter beschikking en hebben er werk van gemaakt om de nog levende ooggetuigen op te zoeken.'

De biograaf heette Gustaaf Schellinck (1896-1973). Uit de bibliografie van Ramoudt bleek dat het 'Handschrift' in kwestie min of meer openbaar gemaakt was als een privé-uitgave, gedrukt op een beperkt aantal exemplaren. Maar hoe dit in handen te krijgen? Het werk was niet in de handel verkrijgbaar geweest en droeg geen wettelijk depotnummer, zodat het zelfs niet aanwezig was in de Koninklijke Bibliotheek!

Een gelukkig toeval bracht ons in contact met een streekgenoot van Leonie Van den Dijck, die bovendien actief was in een heemkundige kring. Hij bezorgde ons een exemplaar van Verschijningen en voorspellingen van Leonie Van den Dijck, verschenen kort na de opgraving van de zieneres in juni 1972. Er waren heel wat foto's van deze gebeurtenis in het boek opgenomen.

Met dit lijvige werk van meer dan 500 verward geschreven, slecht getypte en slordig gestencilde kwarto-
bladzijden begon voor ons een verbijsterend avontuur. Het was duidelijk dat dit typoscript een letterlijke weergave was van het 'logboek' dat Gustaaf Schellinck had bijgehouden over de zieneres van Onkerzele. Het chaotisch gestructureerde typoscript, waarvan sommige passages nog in oude spelling gesteld waren, noodzaakte ons de informatie rond een bepaald thema iedere keer weer op te sporen.

Pas in mei 1992, toen we de laatste hand legden aan de eerste versie van dit boek, kwamen wij - alweer dooi een gelukkig toeval - in contact met oud-senator Wim Verleysen, voorzitter van "het 'Komiteit voor de zaak Leonie Van den Dijck' in Onkerzele. Tot op dat ogenblik verkeerden we in de waan dat dit Komiteit, waarvan wij wisten dat het nog tot in de jaren tachtig actief was geweest, ondertussen opgehouden had te bestaan.

Wij maakten een lezing mee van Wim Verleysen in de kelder van Zaal De Keizer op de Grote Markt in Geraardsbergen, zagen een amateurfilmpje over de eerste ontgraving in 1972 en kregen de beschikking over Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck, een tweede, vervolledigde en geordende uitgave van de notities van Gustaaf Schellinck, gepubliceerd 'in het 54ste jaar van de verschijningen, 1987'. In dit degelijker uitgegeven werk, overigens evenmin verspreid via de gebruikelijke kanalen of voorzien van een wettelijk depotnummer, werden de notities van Schellinck nagenoeg onveranderd weergegeven.

'Voor de leesbaarheid en om het terugvinden van de verschillende onderwerpen te vergemakkelijken, werden verdelingen aangebracht in delen, hoofdstukken en paragrafen, elk voorzien van een behoorlijke en voldoende gedetailleerde inhoudsopgave, waardoor men bij het lezen van de inhoudstafel alleen reeds een duidelijk inzicht heeft in wat er behandeld wordt,' verklaart het Komiteit in de inleiding bij de... tweede uitgave. 'Het boek werd verrijkt en aangevuld met nieuw verkregen waardevolle getuigenissen, data werden bijgevoegd, ook enkele nota' s waar het nodig bleek om misverstand te voorkomen of recht te zetten. Enkele evidente onnauwkeurigheden werden gecorrigeerd, en het taalgebruik werd lichtjes aangepast aan onze nieuwe uitdrukkingswijze, of waar er klaarblijkelijk een taalfout ingeslopen was. Uiteenzettingen over hetzelfde onderwerp werden bij elkaar gebracht en onnodige herhalingen geëlimineerd.'

Wanneer wij uit de notities van Schellinck citeren, doen wij dat op basis van de eerste uitgave. Het Wonderbare Leven van Leonie Van den Dijck hebben wij vooral geraadpleegd voor de nieuw verkregen getuigenissen en data, en de verhelderende voetnoten.



In een 'voorafgaande verklaring' licht Schellinck zijn positie ten opzichte van Leonie Van den Dijck toe. Toen hij aan het 'logboek' begon, had hij er nog geen idee van wat de zieneres precies van hem verlangde. Pas na een proefperiode van een vijftal jaar was hij voldoende gekneed om echt als haar biograaf te mogen fungeren. Maar zelfs dan bleef zijn rol beperkt tot die van een zuiver registrerende' ontvangpost'. Schellinck vergelijkt zich met een soldaat die gedrild werd om bevelen uit te voeren. Hij moest noteren wat de zieneres hem meedeelde, zonder te vragen naar het hoe of waarom.

Gustaaf Schellinck startte zijn activiteiten in het begin van 1934. Op losse papieren en steekkaarten nam hij de dictaten van Leonie Van den Dijck op, die hij vervolgens thuis overtypte, waarna hij haar de teksten voorlas. Leonie corrigeerde deze teksten, tot ze exact weergaven wat zij bedoeld had.

We kunnen Gustaaf Schellinck bezwaarlijk een objectief waarnemer noemen. Hij vertelt van zichzelf dat hij als kind al 'een vurige godsdienstverering' bezat en hij trok een twintigtal keren op bedevaart naar Beauraing en Banneux, waar zich vanaf 1932 verschijningen voordeden.

Het was trouwens een drukke tijd voor de Heilige Familie, want in september 1933 deed het gerucht de ronde dat er ook in Onkerzele, nabij Geraardsbergen, vreemde verschijningen waren waargenomen. Omdat in de pers 'den draak gestoken werd met deze verschijningen', was Schellinck zeer voorzichtig geworden. Toch trok hij in oktober 1933 samen met zijn echtgenote en tal van andere bedevaarders een eerste maal naar Onkerzele.


'Te tien ure stond het volk zodanig opeengepakt, dat het onmogelijk geworden was nog van plaats of van houding te veranderen en dierf men een voet opheffen, dan was men niet meer in staat hem nog op de grond te plaatsen.'

Op die dag zagen Schellinck en zijn vrouw de zieneres van Onkerzele voor het eerst in levenden lijve. Voor de kapel bad ze het rozenhoedje en riep ze Onze Lieve Vrouw aan, terwijl het volk in koor de gebeden en aanroepingen beantwoordde. Hier en daar raakte iemand in extase.

Omdat hij een dergelijke godsvrucht in Beauraing noch in Banneux had gezien, besloot Schellinck geregeld naar Onkerzele terug te keren. Niettemin zou het nog een tijdje duren vooraleer de toekomstige biograaf persoonlijk in contact kwam met Leonie Van den Dijck. In tegenstelling tot de grote massa, voelde het echtpaar Schellinck 'te veel respect voor haar om ons in hare omgeving op te dringen'.

Op 18 december 1933 greep er een heus Zonnewonder plaats in Onkerzele. Schellinck kwam hier zo van onder de indruk, dat hij samen met een heleboel andere bedevaarders het huis van Leonie binnenstapte. Meteen voelde hij zich in dit gezelschap 'als bij goede, oude vrienden' .

Korte tijd later was Gustaaf Schellinck er getuige van dat Leonie boos werd op sommige al te loslippige leden van een officieuze onderzoekscommissie, die de fenomenen van Onkerzele op hun authenticiteit wilde
beoordelen en waarvan Standaard-redacteur en radioreporter Jan Boon de centrale figuur was.

'Het is een schand gelijk al die mannen met geheimen rondspringen. Nu is 't voor goed gedaan met hen en geen enkele zal nog mijn mond openbreken!' riep Leonie uit.

Vervolgens vroeg ze Schellinck of hij kon zwijgen. Zonder dat Schellinck het besefte, promoveerde zijn bevestigend antwoord hem tot haar secretaris en biograaf.

Vanaf dat moment kwam hij steeds vaker bij haar over de vloer, soms zelfs tot vijfmaal per week, om te noteren wat zij hem dicteerde. Daarbij zou hij haar, ook in een later stadium, haast nooit rechtstreekse vragen stellen. Leonie hield daar niet van...



In hoever strookt het relaas van Gustaaf Schellinck met de feiten? Tot op welke hoogte werd zijn biografie bijgekleurd door zijn religieuze en morele opvattingen, en door zijn jarenlange omgang met Leonie Van den Dijck?

Als het werk van Schellinck betrouwbaar is, mogen wij Leonie Van den Dijck met een gerust geweten een van de grootste paranormale fenomenen van deze eeuw noemen. Zo niet, dan hebben we te maken met een verbluffend staaltje science-fiction én met een gigantische mystificatie. Werd Gustaaf Schellinck in dat geval gemanipuleerd door Leonie Van den Dijck, of was het de secretaris die de levensloop van zijn opdrachtgeefster - misschien voor een stuk onbewust - enigszins bijkleurde?

Het eigenaardige is dat niets wijst in de richting van een werk dat grotendeels aan de fantasie is ontsproten. Wat drijft een schrijver of een mystificator? Eerzucht, geldnood, artistieke motieven... Niets van dat alles vinden we terug bij Schellinck. Zijn naam is op de cover van zijn publikatie niet terug te vinden en men zal hem slechts moeizaam her en der in het boek ontdekken, meestal dan nog onvolledig of afgekort. Zijn financiën zullen er met deze slordig gestencilde notities ook al niet veel beter op geworden zijn. Taal, stijl en structuur van zijn werk staan er borg voor dat hij evenmin literaire ambities had.

Was het dan de bedoeling van Gustaaf Schellinck te pleiten voor de heiligverklaring van Leonie Van den Dijck?

'Neen!' roept Schellinck uit, om meteen daarop nadrukkelijk te stellen dat hij zich niet 'op het terrein van de godgeleerdheid' wil wagen en zich onderwerpt aan (de uitsluitelijke bevoegdheid van het kerkelijk gezag'. Aan de andere kant kunnen we hem, zij het in mindere mate dan Leonie Van den Dijck, een zeker godsdienstwaan niet ontzeggen.

Belangrijk is dat Schellinck niets heeft willen schrijven dat niet strookte met de dictaten van Leonie. In zijn relaas van haar visioenen komen details voor die bij nader inzien volstrekt onjuist zijn gebleken. Schellinck had dit makkelijk kunnen verzwijgen of maskeren.

'Het is een aanduiding te meer dat hij de toekomstvisioenen van Leonie achteraf niet aan de realiteit aanpaste,' meent Ramoudt. 'Evenmin deed hij een poging om de voorspellingen op hun technische waarschijn
lijkheid na te trekken. Schellinck hechtte alleen maar belang aan wat Leonie "gezegd" had. Haar woord was voor hem "evangelie" in de letterlijke zin van het woord.'

Waar mogelijk, verwijst Gustaaf Schellinck naar getuigen die zijn beweringen kunnen staven. Hij beweert in het bezit te zijn 'van een aanzienlijk getal schriftelijke getuigenissen van de feiten die er zich' hebben afgespeeld en van voorspellingen die Leonie aan de talrijke vrienden bekend heeft gemaakt'.

Jammer genoeg neemt hij hoogst uitzonderlijk een dergelijke concrete getuigenis in zijn verslag op. Bovendien had Leonie Van den Dijck de onhebbelijke gewoonte haar uitvoerige correspondentie - ze zou zelfs brieven uit Amerika en Japan ontvangen hebben - op tijd en stond te verbranden, omdat de 'hartsgeheimen' van haar correspondenten alleen voor haar bestemd waren.

In verband met de getuigen dient ten slotte opgemerkt te worden dat Emiel Ramoudt er in de jaren zeventig nog in geslaagd is diverse personen op te sporen die in het 'Handschrift' van Gustaaf Schellinck slechts met de initialen of een voornaam worden vermeld. Dit is, weer twintig jaar later, zo goed als onmogelijk geworden. Gustaaf Schellinck, met wie Ramoudt nog contact heeft gehad, en zowat alle andere protagonisten zijn ondertussen overleden.



Het moet voor de biograaf niet altijd een pretje geweest zijn om te gaan met een vrouw die hem, zoals hij zelf zegt, 'losdoor' kende. Als de spreekwoordelijke vlieg kon Leonie hem namelijk overal volgen, zodat hij echte privacy wel kon vergeten.

De zieneres bemoeide zich bijvoorbeeld met de vraag welke vrienden geschikt waren voor haar biograaf. Over een 'zwartharige man' die hij op een dag had ontmoet, wist ze 's anderendaags te vertellen dat die absoluut niet te vertrouwen was.

Niet alleen op straat zat Leonie haar secretaris als een schim op de hielen.. Haar geest wandelde geregeld zijn huis binnen: 'Op de horloge was het kwart na negen ure. Gij waart bezig met uw voeten te wassen en er stond voor u een klein rond kuipke. Maria (de echtgenote van Schellinck) was reeds gewassen en was bezig met zich de haren te kammen. (...) Mathilda (een dochter des huizes) zat in de plaats daarneven aan den vuurhaard met den rug gekeerd naar de keuken; ze was bezig met kousen stoppen en ze droeg een oranje blouse met grijze voorschoot.'

Ook het verleden en de toekomst van Schellinck en zijn familie waren niet veilig voor het alziend oog van Leonie. Zo voorspelde ze de dood van Schellincks schoonbroer.

Schellinck beschrijft zijn relatie met Leonie als die van een moeder en haar kind: 'We waren spoedig zeer gemeen onder elkaar, zodanig gewoon aan elkaar dat het me voorkwam dat ik niet meer buiten haar kon; dat mijn bestaan zonder haar geen zin had. (...) Alles was voor mij nieuw en onbekend en 'k was als een kind dat snoep krijgt van moeder om stil te zijn en dat dan bij haar kruipt om te luisteren naar wat ze zo mooi weet te vertellen.'

In een andere passage spreekt hij dit dan weer tegen: 'Ik voelde Leonie niet of heb ze ook nooit als een moeder gevoeld; ook niet als een zuster voor mij. Ik kan dat onder geen woorden uitdrukken; 't scheen of we op elkander afgestemd waren. Ik kon niet buiten haar en zij scheen mij als het ware nodig te hebben... Soms was het of ze me op bepaalde ogenblikken als naar haar toe trok, en dat ik zonder van iets af te weten ginder bij haar toekwam, zonder dat ik voor mijn zonderlinge komst een motief kon vinden.'

Sigmund Freud zou hier een kluif aan gehad hebben. De nauwe banden tussen de alwetende Leonie en de ijverig noterende biograaf schijnen overigens nooit aanleiding gegeven te hebben tot conflicten binnen het gezin van Gustaaf Schellinck. Integendeel, Schellinck vertelt dat de relatie tussen Leonie en zijn vrouw Maria uitstekend was en Emiel Ramoudt noemt Maria de 'grote morele steunpilaar' van Leonie. Frappant hierbij is de anekdote waarin Schellinck zijn zakgeld zonder het medeweten van Maria aan Leonie geeft en kort voor Leonies dood verneemt dat Maria jarenlang hetzelfde heeft gedaan.

Door dik en dun nam het echtpaar Schellinck de verdediging van Leonie op zich: 'Reeds dikwijls hadden we ons thuis afgevraagd hoe het toch kwam dat rond het geval Leonie zo'n stilte bewaard werd. Hoe het kwam dat er de meeste mensen onverschillig tegenover stonden en dat er zelfs nog velen waren die er den spot mee dreven. Telkenmale het er eens over te pas kwam, werden we als in het belachelijke getrokken en ten laatste zwegen we over Leonie en Onkerzele als vermoord, liever dan er den spot te laten mede drijven.'

Uit zijn biografie van Leonie Van den Dijck komt Gustaaf Schellinck, te voorschijn als een diepgelovig man, die veel belang hecht aan zijn gezin van negen kinderen. Tussen de regels door komen we te weten dat hij op een kantoor werkt, maar waaruit zijn job precies bestaat, blijft in het ongewisse. Hij moet hoe dan ook een aantal vreemde talen gekend hebben, want hij trad meer dan eens op als tolk voor Leonie. (Uit een interview met Wim Verleysen, de dato 14/5/92, bleek dat Schellinck stadsbediende was in Aalst.)

Gustaaf Schellinck was een zachtaardig iemand, soms ook bijzonder naïef. Tijdens de oorlog bouwde hij in zijn huis met allerlei meubelstukken een grote schuilplaats, waarin 38 bange buren kwamen slapen.

'De oorlog was' s vrijdags begonnen en toen het de volgende week donderdag was, hadden ik en mijn echtgenote nog geen oog gesloten. Al die mensen vonden dat wij... moesten waken.'

Toen hij ten slotte boven op de schuilplaats indommelde, vroegen de buren zich verontwaardigd af 'hoe het toch mogelijk was dat wij konden slapen, terwijl daar zoveel mensen onder onze hoede moesten vertoeven' . Hoewel Schellinck enige kritiek had op de reactie van zijn buren, kwam het blijkbaar niet bij hem op het hele zootje zijn huis uit te borstelen...


Het boek van Patrick Bernauw & Guy Didelez, dat oorspronkelijk verscheen in 1993 wordt nu integraal online gepubliceerd, afwisselend op de blog Mysterieus België en op de blog van Patrick Bernauw.

Podcast Luisterboeken