Kwajongens en kwezels
In korsetten met baleinen,
Uilenspiegels, ezels,
En van die extra fijne
Meisjes met slanke lijnen
Op wie ‘k was uitgekeken
Zal ik om genade smeken.
Maar niet die laffe luizige hond,
Hij wilde ze allemaal breken,
Al mijn botten en mijn poten,
Hij stampte me in mijn kloten.
Voor mijn part in reet of kont
Kan hij zijn genade steken.
Door hem zit ik nu in de stront,
‘k Was er bijna aan bezweken!
De wijzen en de zotten,
De manken en de schelen,
Hottentotten, Schotten,
Intellectuelen
Die mij gingen vervelen,
De torren en de teken
Wil ik om genade smeken.
Maar niet die laffe luizige hond,
Ik zal ze allemaal breken,
Al zijn botten en zijn poten
Met stampen in zijn kloten.
Voor mijn part in reet of kont
Kan hij zijn genade steken,
En als hij dan zit in de stront
Zal hij om genade smeken!
Zingende marskramers,
En wie mij terugfloten
Uit de slaapkamers
Van hun echtgenote,
En al mijn landgenoten,
Ook die uit verre streken
Wil ik om genade smeken.
Maar niet die vieze vunzige rat,
Ik zal ze allemaal breken,
Al zijn botten en zijn poten
Met stampen in zijn kloten.
Voor mijn part in reet of gat
Kan hij zijn genade steken.
Als hij dan zit waar ik ooit zat
Zal hij om genade smeken!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten